×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Tussen de vierde en zevende eeuw is er in de kerk heel wat moeite gedaan om het mysterie
van Christus' persoon zo precies mogelijk te formuleren. Uiteindelijk kwam men tot de
slotsom dat Hij twee 'naturen' bezat: een goddelijke en een menselijke: Hij was God én mens.
Daar stelde de ketterij van het monofysitisme tegenover dat men in Christus niet twee,
maar slechts één 'natuur' onderkende: een samensmelting van de goddelijke en de menselijke.
Deze leer werd als ketterij verworpen. De goddelijke natuur van de god-mens Christus gaat
niet op in de menselijke, en de menselijke niet in de goddelijke.
Uit de monofysieten zijn o.a. de Syrische Jacobieten voortgekomen, alsmede de Koptische,
Abessinische en Armeense kerk.
Een lid van de Syrisch-Orthodoxe Kerk tekent bezwaar aan tegen bovenstaande uitleg.
Hij schrijft:
‘In uw uitleg staat dat de Syrisch-orthodoxe, Aramees-apostolische en de Koptische Kerk aanhanger zijn van de monofysitische leer. Echter, deze kerken verwerpen juist het monofysitisme, aangezien zij niet geloven dat Christus slechts de goddelijke natuur had, zoals Eutyches dit voorstelde.
Zoals u wellicht weet kwam Eutyches met de christologie dat Jezus slechts één natuur had, namelijk de goddelijke en dat de menselijke natuur als het ware "opgeslokt" werd in de goddelijke (als een druppel honing in de zee).
Zoals al aangegeven verwerpen bovenstaande kerken deze leer. Zij geloven dat de menselijke natuur en de goddelijke natuur van Jezus zijn samengegaan in een god-menselijke natuur, zonder enige scheiding, zonder verwarring en onveranderlijk. Dit is de leer van het miofysitisme. Omdat miofysieten evenals Eutyches Chalcedon verwerpen, worden zij helaas onterecht met zijn leer vereenzelvigd en gezien als monofysieten.
Niet alleen verwerpen miofysieten de Eutychiaanse (monofysitische) leer, tevens is het miofysitisme door de Chalcedonische kerken nooit veroordeeld of als ketters beschouwd. Het is vatbaar voor een orthodoxe interpretatie.
U begrijpt dus hopelijk mijn bezwaar tegen uw omschrijving van het begrip.’
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen