Een heilige is een gelovige die in leven en sterven op Christus gelijkt. Bij een heilige is het alsof de tijden van Jezus zelf herleven.
Heiligverklaring sinds 993
Voordat een overledene officieel door de paus heilig verklaard wordt, vindt een opeenvolging van onderzoekingen plaats. Aan elk stadium van onderzoek beantwoordt een 'rang' van kerkelijke erkenning. Er zijn vier stadia.
1 Wanneer een overleden gelovige geruime tijd na zijn of haar dood nog steeds verering geniet, kan er een officieel verzoek tot kerkelijke erkenning uitgaan naar de plaatselijke bisschop. Na een eerste vluchtige beschouwing wordt de overledene op een lijst geplaatst en aangeduid met - Dienaar Gods -.
2 Na onderzoek van levenswijze, teksten en wonderen van de 'Dienaar Gods' gaat er bericht naar de Heilige Stoel in Rome. Wanneer daar de kwaliteit van het bisschoppelijk onderzoek wordt bevestigd is de vereerde opgeklommen tot- Eerbiedwaardige -.
3 Nu worden vooral de wonderen onderzocht die aan de voorspraak van de Eerbiedwaardige in de hemel worden toegeschreven. Wanneer de paus deze erkent wordt de vereerde persoon - Zalig - verklaard. In feite houdt dit in dat de plaatselijke verering door de paus wordt goedgekeurd en erkend.
4 De zalige wordt - Heilig - wanneer de paus officieel de verering voor de hele wereldkerk goedkeurt en aanbeveelt.
Heiligverklaring vóór 993
In de eerste tien eeuwen van de kerkgeschiedenis was er eigenlijk geen sprake van een heiligverklaring (zie verderop). Het waren de gewone gelovigen die een overledene begonnen te vereren. Zij bezochten zijn of haar graf en namen er stof, stenen of hout van mee naar huis. Mocht dat niet lukken, dan probeerden ze tenminste heilige overblijfselen (relieken of relikwieën) aan te raken in de hoop dat de geestkracht waarvan de overledene bij diens leven had getuigd, daarin nog altijd aanwezig was. Ze zetten dit alles kracht bij door de heilige te vragen om diens voorspraak: of hij of zij bij God in de hemel het gebed van de gelovige op aarde wilde ondersteunen. Talloos zijn de berichten uit die eerste eeuwen over wonderbaarlijke genezingen en gebedsverhoringen.
Daardoor nam de toeloop van pelgrims en bedevaartgangers toe. Dat deed de plaatselijke bisschop besluiten de relieken van de heilige- zoals dat officieel heette - te verheffen tot de eer der altaren: ze werden ter verering op een altaar in de kerk geplaatst. Daarmee was de heiligverklaring een feit.
Het is begrijpelijk dat iedere stad of streek graag zo'n heilige in haar midden wilde hebben. Het bracht niet alleen een geestelijke, maar ook een economische impuls met zich mee. Kerken, kapellen of kloosters die zich niet konden beroemen op relieken van heiligen, gingen ze in het beste geval elders kopen, in het slechtste geval zelfs stelen! Dat bracht zoveel misbruik met zich mee dat de toenmalige paus, Johannes XV († 996), in 993 het alleenrecht naar zich toe trok om iemand - na zorgvuldig onderzoek - officieel heilig te verklaren. Zo is Sint Ulrich van Augsburg († 973) de eerste, die in 993 officieel door de paus werd heilig verklaard.
De Heilige door de eeuwen heen
Een heilige is iemand die sterk aan Jezus doet denken; hij of zij is een 'andere Christus' (= 'alter Christus').
Paulus vat dat kernachtig samen: "Niet ik leef, het is Christus die leeft in mij" (Galaten 2, 20).
In de heilige komt Christus met zijn liefde en verlossing naar de mensen. Vandaar dat de heilige altijd wordt beschreven in termen, die aan Jezus doen denken: zo maakt de heilige van de actuele geschiedenis in feite heilsgeschiedenis.
Naar zijn woord, dat bepaalde boze geesten alleen maar met bidden en vasten kunnen worden uitgedreven (Markus 9,29).
Met deze rigoureuze levenswijze geven zij gehoor aan Jezus' vermaning:
"Als je volmaakt wilt zijn, verkoop dan alles wat je bezit en geef het aan de armen; kom dan terug en volg Mij"(Markus 10, 21).
Een ander aspect van hun heiligheid was nog dat zij vriendschap sloten met de wilde dieren. Zo wordt Sint Hiëronymus († 420) steeds afgebeeld met een leeuw aan zijn voeten; hem had hij eens een pijnlijke doorn uit zijn zool getrokken; sindsdien was het dier zijn trouwe metgezel geworden. Van Pachomius van Tabennisi († 347)horen we dat hij op de rug van krokodillen de Nijl overstak. Zo herstellen zij de orde van het paradijs van vóór de zondeval.
Na 30: Martelaren
Na 400: Geloofsverkondigers & Verspreiders van het Christendom
Het monnikendom verspreidde zich vanuit Egypte via Palestina en Zuid-Frankrijk over geheel Europa, waarbij Ierland een vooraanstaande plaats innam.
De Ierse monniken voegden aan het monnikendom het 'vreemdelingschap' toe.
Na 500: Schenkers en Donateurs
Wilden de geloofsverkondigers ergens een kerk bouwen of een klooster beginnen, dan hadden ze de toestemming nodig van de eigenaar van de grond, vaak adellijke lieden. Velen van hen gaven rijke schenkingen en bekostigden de bouw van kerken, kloosters en kloosterscholen, die vaak een centrum werden van ontluikende christelijke cultuur en wetenschap.
Dat is bijvoorbeeld de reden waarom Karel de Grote († 814), die toch bepaald geen lieverdje was, in Aken als heilige mag worden vereerd. Zo zijn vele adellijke lieden tot heiligheid gekomen.
Na 1000: Devotie tot Jezus' menselijkheid
Met Sint Bernardus de Grote († 1153) en Sint Franciscus († 1226) verandert er iets aan het beeld van de heilige. Werd in de vroege middeleeuwen Jezus' goddelijkheid in prediking en kunst benadrukt, nu kwam zijn menselijkheid steeds meer in de belangstelling te staan. Heiligen namen een voorbeeld aan zijn zachtmoedigheid en pijnlijk lijden. Zo wilde Franciscus als het ware Jezus' armzalige en kommervolle geboorte aan den lijve ondervinden en liet op het landgoed van een vriend een levende kerststal inrichten met ouders, baby en beesten. Op het eind van zijn leven ontving hij Jezus' kruiswonden ('stigmata') in zijn eigen lichaam, zozeer vereenzelvigde hij zich met
de menselijke persoon van Jezus.
Na 1500: Martelaren onder de Reformatie en Missionarissen
Met de ontdekking van de Nieuwe Wereld (Amerika) en de weg naar Zuid-Oost-Azië komt ook een stroom van missionarissen op gang. Zij hebben vaak onder de meest barre omstandigheden en ontberingen Christus gebracht aan de meest exotische bevolkingsgroepen in de verste uithoeken van de wereld. Vaak moesten zij dat met hun leven bekopen.
Na 1600: Sociaal Werk
Naarmate men meer oog krijgt voor sociale noden, komen er gelovigen, die daar iets aan willen doen.
Vaak verenigen zij zich in een religieuze congregatie van broeders of zusters, die geen ander doel hebben dan vanuit een biddende levenshouding de nood van de mensen te lenigen. Ze houden zich bezig met de verpleging van zieken, ondersteuning van armen, met opvang van kinderen, vooral wezen, en met onderwijs, eerst vooral aan rijkere kinderen, maar
vervolgens ook aan armeren, met het geven van beroepsopleidingen enz. enz.
De feestdag
In het overzicht worden de heiligen vermeld bij hun feestdag. Meestal is dat de dag van overlijden. Vanouds werd die dag door de gelovigen beschouwd als de verjaardag van de heilige, de dag waarop hij of zij werd geboren voor het ware leven bij God.
Wanneer die dag onbekend was, koos men vaak de dag waarop de relieken plechtig werden bijgezet in de kerk of kapel, waar ze vereerd konden worden.