Vorige afb.

Overzicht

Volgende afb.
(of klik afb.)

Genesis 4
(1) De mens had gemeenschap met zijn vrouw Eva; zij werd zwanger en bracht Kaïn ter wereld, en zij sprak: "Door JHWH's gunst heb ik een mannelijk kind voortgebracht." (2) Vervolgens baarde zij Abel, zijn broer. Abel werd schaapherder en Kaïn landbouwer. (3) Na verloop van tijd bracht Kaïn een offer aan JHWH van de vrucht en van de grond. (4) Ook Abel bracht een offer, de eerstgeborenen van zijn beste schapen. JHWH zag genadig neer op Abel en zijn offer, (5) maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht.

Dat God wel naar de één kijkt en niet naar de ander wordt zichtbaar gemaakt door de rook die van de offers afkomt: de rook van Abels offer (waar wél naar gekeken wordt), stijgt op; de rook van Kaïns offer, slaat neer…
Er wordt niet gezegd, waaróm God wel keek naar de één en niet naar de ander; alleen, dát Hij zo deed. Vermoedelijk wordt hier een belangrijke levensvraag aangesneden: hoe het komt dat de één het meer getroffen heeft (meer gezien wordt) in het leven dan de ander. En als je het minder getroffen hebt (minder gezíen bent), hoe je daar dan mee omgaat…