×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
1 Ontstaan van het Kerstfeest
Over de viering van Kerstmis, het feest van Jezus' geboorte, horen we pas halverwege de vierde eeuw. Laten we zeggen vanaf het moment dat keizer Constantijn alleenheerser wordt in het Romeinse Rijk: ca 325. Hij droomde ervan dat de christelijke godsdienst het geestelijke bindmiddel zou worden van zijn Rijk. Het feest werd geplaatst midden in de winter, op de dag van de zonnewende. Daarmee werd het bestaande feest van Mythras gekerstend (= 'verchristelijkt'). De eerste afbeeldingen van het Kind in de kribbe dateren uit die tijd. Meestal maken ze deel uit van reliëfversieringen op sarcofagen. (zie afb. 1 boven en 2 wat verderop)
Maria en Jozef ontbreken nog vaak. Het Kind is afgebeeld als een mini-volwassene. Het is gewikkeld in doeken, en doet denken aan een kleine mummie. Theologie in beeld. God is mens geworden, en heeft zichzelf opgeofferd tot de dood aan toe.
2 Os en ezel
De eersten die het Kind gezelschap houden, zijn de os en de ezel. Zij komen in het kerstverhaal van Lukas niet voor. Daar wordt alleen verteld dat het Kind in doeken werd gewikkeld en in een kribbe werd neergelegd.
Het is de kerkvader Origenes († 254) die verband legt tussen de kribbe uit Jezus' geboorteverhaal en de kribbe die een rol speelt in een profetie van Jesaja. In een preek over het Lukasevangelie merkt Origenes op: 'Deze kribbe werd al door de profeet aangekondigd, waar hij zegt: “Een rund kent zijn baas, en een ezel de krib van zijn meester' (Jesaja 1, 3). Het rund is een rein dier en de ezel onrein. Dat haalde Origenes uit het Oudtestamentische boek Deuteronomium (14, 3-8). Daar staat: 'Gij zult niets eten dat een gruwel is. Dit zijn de landdieren die gij eten moogt: runderen, schapen, geiten; herten, gazellen, damherten, antilope, gemzen en berggeiten. Alle herkauwende dieren met gespleten hoeven moogt ge eten. Van de herkauwers en van de dieren met gespleten hoeven moogt ge de volgende niet eten: de kameel, de haas en de klipdas, want dat zijn wel herkauwers, maar ze hebben geen gespleten hoeven: zij gelden voor u als onrein. Ook het varken, want het heeft wel gespleten hoeven, maar het is geen herkauwer: het geldt dus als onrein.' Tot zover Deuteronomium.
Terug naar de tekst van Origenes: 'De ezel kent de krib van zijn meester: het is dus niet het volk Israël dat de krib van zijn meester kent, maar een onrein dier, afkomstig uit de heidenen.' Zo worden de os en de ezel uit Jesaja voor Origenes de symbolen voor alle mensen: de heidenen, vertegenwoordigd door het onreine dier én het volk Israël, vertegenwoordigd door het reine dier. Zij allen komen Jezus met hun adem het hart verwarmen.
Deze interpretatie werd versterkt door een verkeerd gelezen citaat uit de profeet Habakuk. In 3, 2 lezen wij: 'God doe uw wonderwerken herleven in het midden der jaren', maar men vertaalde 'in het midden der jaren' foutief met 'in het midden van twee dieren'. Zo gelezen werd die tekst onmiddellijk in verband gebracht met de os en de ezel bij de kribbe. Men krijgt de indruk dat de gelovigen er gaandeweg steeds meer van uitgegaan zijn dat die os en die ezel ook werkelijk bij de geboorte aanwezig zijn geweest.
Ze zullen op de afbeeldingen dan ook zelden ontbreken.
3 Herder
Eerder dan Maria verschijnt er een herder bij de kribbe (afb. 2). Niet als passende illustratie: bij een kribbe hoort immers een herder. Maar veeleer als verwijzing naar het mysterie, dat God genadig neerziet op zijn volk, als het onder zijn hoede neemt als een herder. Wellicht is de herder ook een uitleg bij het Kind dat straks De Goede Herder zal zijn. Theologie in beeld.
4 Maria
Maria komt pas in beeld vanaf het Concilie van Efese, 431 (feest 9 september). Daar wordt ze uitgeroepen tot Moeder van God, 'Godbarende', Theotokos. Vanaf dat moment verschijnt ze op de afbeeldingen, liggend op een bakermat, meestal afgewend van het Kind. Daarmee geeft ze aan hoe heilig het Kind is. (Vanaf afb. 3.)
5 Vroedvrouwen
Al heel vroeg wordt er in de zogeheten apocriefe evangeliën (= niet geautoriseerde evangeliën) verteld dat Jozef een vroedvrouw ging zoeken die Maria moest helpen bij het baren. Vooral het zogeheten Proto-evangelie van Jacobus (2e helft 2e eeuw?) en de zogeheten Pseudo-Matteus (4e eeuw?) hadden grote invloed (vanaf afb. 3). Hij vond een vrouw, Zelomi genaamd. Deze ontdekte tot haar verbazing dat Maria nog maagd was. Zij vertelde dat aan een collega Salome. Deze kwam kijken en vroeg Maria toestemming of zij het wonder mocht aanraken met haar vinger. Maar zodra zij dat deed verdorde haar hand. Deze werd weergezond toen zij het Kind aanraakte... Reeds in de 6e eeuw zien wij een vroedvrouw verschijnen op de afbeeldingen. Zijn ze met z'n tweeën, dan zien wij hoe zij het Kind Jezus in bad doen. Daarover wordt nergens verteld, ook niet in de apocriefe evangeliën. Het heeft er alle schijn van dat dat gegeven een vondst is van de kunstenaars. Wellicht verwijst het naar de Doop van Jezus.(Vooral afb. 5 en 6).
6 Jozef
De eerste keer dat Jozef op de afbeeldingen verschijnt is rond het jaar 600. Hij is terzijde afgebeeld, meestal zittend, met de hand aan de wang. Teken van overpeinzing. Het duidt aan dat Jozef is overweldigd door het goddelijke mysterie.
(Vanaf afb. 4 en 5).
7 Grot
Lukas spreekt van een kribbe (2, 7), omdat er voor hen geen plaats was in de herberg (kataluma, diversorium). Om die kribbe zal in de loop van de geschiedenis een stal gefantaseerd worden of een plek tussen twee huizen (in het Latijn aangeduid met 'diversorium'), terwijl Lukas uitdrukkelijk zei dat daar geen plaats was...!
Matteus spreekt bij het bezoek van de wijzen van een huis (2, 11).
Vanaf het jaar 150 ongeveer duikt de grot op als plek van Jezus' geboorte. Justinus de Martelaar († 165) schrijft een geloofsverdediging in de vorm van een gesprek met een jood, Trypho genaamd. In hoofdstuk 78 zegt Justinus: "Omdat er voor Jozef in het dorp niets te vinden was om de nacht door te brengen, ging hij maar zolang in een grot dichtbij Bethlehem." Des te opmerkelijker, omdat Justinus afkomstig was uit Palestina zelf. Tot op de dag van vandaag wijzen gidsen in Israël u de plaats aan van de geboortegrot van Jezus. Dat gaat dus terug op een heel oude traditie. Justinus wijst erop hoe Jezus hier - zoals op vele andere momenten van zijn leven - de vervulling is van het Oude Testament. Want stond er niet in zijn Griekse Jesaja 33, 16: 'Hij zal wonen in een hoge spelonk van een sterke rots'? Vanaf dat moment doet de rots met spelonk zijn intrede in de kerstvoorstelling (vanaf afb. 4). Straks zullen we zien, hoe verrassend goed die rotsspelonk functioneert in de geest van het kerstevangelie.
Dat dit beeld werkte door tot zeker 1600 doorwerkte is te zien aan de volgende afbeeldingen...
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen