×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Ignatius en wij
'De Paus heeft heel 'onze manier van doen' goedgekeurd!' schreef Sint Ignatius verheugd aan zijn broer in 1539. Ignatius had de paus laten weten dat hij een nieuwe religieuze orde wilde stichten. Deze had om een korte ontwerptekst gevraagd en er vervolgens, in 1540, zijn goedkeuring aan gegeven. Wat stond daarin? Wat was die 'manier van doen'?
In de eerste paragraaf van Ignatius' tekst, het zogeheten 'Formulier', staat het doel van 'zijn' nieuwe orde beschreven, die hij overigens graag 'Sociëteit van Jezus' wilde noemen: In alles proberen wij de eer van God na te streven. Dat doen wij door 'het christelijk leven en de christelijke leer bij de mensen te bevorderen én het geloof door te geven door de dienst van het woord, door geestelijke oefeningen, door dienstbetoon, en met name door kinderen en onwetenden christelijk te vormen.'
Contemplatief in de actie
Was dat wel zo nieuw? Dat deden eerder gestichte ordes, zoals bv. dominicanen en franciscanen, ook. Pas in de vijfde en laatste paragraaf komt de aap uit de mouw: 'Wij bidden het breviergebed niet samen in het koor: dat zou ons afhouden van het dienstbetoon, waaraan wij ons allemaal hebben gegeven.' Dat was inderdaad revolutionair: een orde die niet zeven keer in de kerk bijeenkwam om de getijden te bidden en te zingen. Waarom niet? Omdat de dienst aan de mensen voor jezuïeten het allerbelangrijkste is. Ignatius vervolgt: 'Om dezelfde reden gebruiken wij geen instrumenten of gezangen in onze eucharistievieringen of andere gebedsdiensten. Het zijn op zich lofwaardige middelen die bij sommige priesters en religieuzen de eredienst kleur geven. Bedoeld om de mensen te raken en te bezielen. De ervaring leert dat ze bij ons een niet geringe hinder zijn, juist omwille van het specifieke van onze roeping: wij moeten dikwijls, naast talrijke andere noodzakelijke diensten, een groot deel van de dag en zelfs van de nacht doorbrengen met het troosten van zieken naar ziel en lichaam." Voor ons, jezuïeten, ligt het zwaartepunt niet in de eredienst, maar in de dienst aan de mensen. Sterker, ons dienstwerk op zichzelf is gebed. Een naaste medewerker zei van Ignatius: 'Hij is contemplatief in de actie.'
Allerhande plaatsen aandoen
Vandaar dat wij ook niet in kloosters wonen, waar je belooft je verdere leven tot aan je dood te verblijven; nee, wij, jezuïeten, wonen in huizen, uitvalsbases om de wereld in te trekken. 'De wereld is ons thuis', zeiden de medebroeders van de eerste generatie. Een jezuïet staat altijd klaar om bij het eerste teken van de overste zonder tegenstribbelen overal naartoe te gaan waar hij gezonden wordt.
En zo zien we van het begin af aan jezuïeten erop uittrekken, om overal in Europa en daarbuiten mensen te bewegen werk te maken van hun geestelijk leven, colleges te stichten, om vorsten enige tijd van dienst te zijn, en weer verder te trekken, om tot in de kleinste dorpen van de meest verafgelegen regio's volksmissies te preken; maar ook om naar Oost-Azië, de beide Amerika's en Afrika te gaan en er Christus te verkondigen. En passant ontdekten ze de bronnen van de Nijl, de toegangsweg over land naar China, brachten ze onbekende streken in kaart en drongen door in gebieden waar een blanke voor hen nog nooit geweest was.
Door hun deur naar binnen
Maar ook die verkondiging zelf draagt het stempel van 'onze manier van doen'. Als wij andere mensen tot geloof of tot geloofsverdieping willen brengen, moeten wij proberen aan te sluiten bij hun belangstelling en beleving. Ignatius zou gezegd hebben dat wij moeten proberen 'door hun deur naar binnen te gaan...' om uiteindelijk de uitgang naar Christus te vinden. Dat doet God immers ook met elk van ons; we zien het Jezus doen in het evangelie en wij moeten dat voorbeeld navolgen. Ignatius zelf was er een meester in. In zijn boekje 'Geestelijke Oefeningen' drukt hij de gebedsbegeleider op het hart bij de mensen vooral het goede te zoeken, en ervan uit te gaan dat de ander goede bedoelingen heeft.
Vooral in de missies heeft dit tot spectaculaire verkondigingsmethoden geleid. In Azië zien we jezuïeten het leefpatroon van Hindoes en boeddhisten overnemen, en groeien in waardering voor die vreemde religies; zo proberen zij de ander van binnen uit tot Christus te brengen. Onder de indianen van Noord- en Zuid-Amerika richten ze staties in naar het voorbeeld van de plaatselijke leefgewoonten. Aan de hoven van Japan en China verschijnen ze als Europese edelen en doen de plaatselijke wetenschappers versteld staan met hun wetenschappelijke kennis en moderne uitvindingen als klokken, muziekdoosjes, landkaarten, gedrukte boeken en geschilderde afbeeldingen van de Madonna. Door kritische medegelovigen om uitleg gevraagd van deze manier van doen antwoordde een van hen: 'Zoals in vroeger tijden een ster de Wijzen tot de aanbidding van de ware God voerde, zo zullen ook de vorsten van het Verre Oosten door kennis van de sterrenhemel ertoe gebracht worden de Heer van de sterren te erkennen en te aanbidden.'
God zoeken en vinden in alle dingen
Uit deze woorden komt nog een wezenstrek van 'onze manier van doen' tot uiting: 'God zoeken en vinden in alle dingen'. Alle dingen op aarde zijn door God geschapen en spreken dus van Hem. Wij moeten er gebruik van maken in zover ze ons dichter bij Hem brengen; zoniet, dan moeten we ze terzijde leggen. Daaruit spreekt een positieve benadering van de werkelijkheid. Wij hoeven ons niet - zoals vroeger woestijnvaders en monniken deden - terug te trekken uit de gewone wereld om God te zoeken en te vinden. Integendeel, de alledaagse werkelijkheid ís de plek waar God zich laat vinden. Vandaar dat de jezuïeten in hun onderwijsinstellingen ook lesgaven en -geven in zogeheten profane vakken: ook die kunnen tot God voeren. Hoe beter je was in je vak, hoe meer eer je gaf aan de Schepper! Zo kwamen ze er ook toe de vreemde culturen en gewoonten van verre volken nauwkeurig te beschrijven, en grammatica's en woordenboeken samen te stellen van hun talen!
Ignatius' manier van doen
Andere mensen helpen in hun geloofs- en gebedsleven, tot God brengen. Beter gezegd: bij anderen ruimte maken, zodat er rechtstreeks contact ontstaat tussen God en die persoon. Hoe deed Ignatius dat zelf? Daar horen we iets over in een brief aan twee paters die naar het Concilie van Trente worden gezonden: 'Ik voor mij zou traag zijn in het spreken, bedachtzaam en vol liefde, vooral als het gaat over netelige kwesties. Traag in het spreken, zou ik terdege luisteren, rustig bereid om de gedachten, gevoelens en wensen te leren kennen van degenen die spreken; om beter te antwoorden of te zwijgen. Wanneer over deze of andere onderwerpen gesproken wordt: argumenten geven voor beide kanten. Zo laat je zien niet vooringenomen te zijn door eigen oordeel. Ik zou mijn best doen niemand ontevreden achter te laten. Ik zou me schikken naar iedereen zonder voor iemand al te warm lopen. Het kan zeer helpen, wanneer ik geen rekening houd met tijd, tijdgebrek of haast. Dat wil zeggen: het is niet van belang of het mij gelegen komt, maar of het gelegen komt voor degene met wie ik spreken wil, met de bedoeling die persoon zo te bewegen tot meerdere eer van God.'
De woorden 'onze manier van doen' waren zeer geliefd bij Ignatius en de jezuïeten van de eerste generatie. Ze werden herhaaldelijk gebruikt in velerlei omstandigheden en verbanden. Een strakke omschrijving bestaat er niet van, en zou ook onmogelijk zijn.
In 1979 schreef de toenmalige Generale Overste, pater Arrupe, een brief over 'Onze Manier van Doen'.
Waarin bestaat ze volgens hem? Hij somt de volgende kenmerken op:
1. Liefde voor de persoon van Christus;
2. Liefde voor de kerk;
3. Het besef te behoren tot een 'zeer geringe Sociëteit';
4. De vaardigheid te onderscheiden waar God wél en waar hij níet te vinden is;
5. Verstandig optreden waar het de zuiverheid betreft;
6. Het besef tot een gemeenschap te behoren.
Pater Arrupe voegde er een prachtig gebed aan toe, gericht tot de persoon van Jezus. Het begint met de woorden:
"Heer, ik heb ontdekt dat het ideaal van onze-manier-van-doen Uw manier-van-doen-is."
En hij besluit:
"Leer ons uw-manier-van-doen, opdat ze vandaag onze manier-van-doen wordt; opdat we het ideaal van Ignatius kunnen verwezenlijken: dat wij uw gezellen zijn, dat ieder van ons een 'alter Christus' - een andere Christus mag zijn; dat wij meewerken aan uw verlossingswerk. Ik vraag aan Maria, uw allerheiligste moeder, van wie U het leven hebt ontvangen, bij wie U drieëndertig jaar hebt geleefd, en die er zo toe heeft bijgedragen om uw manier-van-leven en van-doen te vormen, dat zij in alle leden van de Sociëteit andere Jezussen vormt naar uw beeld: authentieke jezuïeten."
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen