×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Adérald van Troyes, St-Sépulchre, Samblières, Frankrijk; aartsdiaken & pelgrim; † 1004.
Feest 20 oktober.
In de levensbeschrijving van bisschop Manassès van Troyes († 993; feest 11 juni) lezen we, hoe deze aantrad in een tijd van malaise. De stad had onlangs te lijden gehad van de invallen der Noormannen. Niet alleen de kerken hadden veel schade geleden. Ook de kanunniken en andere geestelijken hadden zich genoodzaakt gezien bijbaantjes te nemen en handenarbeid te verrichten om in hun onderhoud te voorzien. Door dit alles was de mentaliteit onder de geestelijkheid danig verslapt. Manassès omringde zich met uitstekende raadgevers, zoals abt Adso van Der-en-Moutiers, Hadricus, de schatmeester van de kathedraal, en Sint Adérald († 1104; feest 20 oktober), die hij tot aartsdiaken benoemde.
Van deze Adérald vernemen we dat hij met het verlangen rondliep een pelgrimstocht te ondernemen naar het Heilig Land. Hoe dat alles in zijn werk ging, lezen we in zijn levensbeschrijving.
11. "De godvruchtige man verlangde ernaar van goed naar beter te gaan en vooruitgang te maken in de deugd. Zo gaf zijn verlangen hem in de bijzonder lange reis naar de streken rond Jeruzalem te maken. Maar toen hij dat te kennen gaf aan zijn bisschop, zijn vrienden en familie, begonnen ze allemaal de één na de ander met verbijstering en verdriet te reageren. Op alle mogelijke manieren probeerde de plaatselijke bisschop hem op grond van zijn gezag ervan te brengen; niet alleen hijzelf, iedereen mocht hem erg graag; bovendien had hij een positieve invloed; kortom, hij kon dus eigenlijk niet gemist worden. Ook zijn ouders en overige familieleden en zijn vrienden sloegen de en de bezorgdheid schrik om het hart. Ook de armen deden een duit in het zakje: hij gaf hun immers altijd vorstelijke aalmoezen. Zelfs de mensen die nooit boven de middelmaat uitkwamen en die hij altijd tot meer aanspoorde....! De zieken toonden zich bedroefd, omdat hij hun altijd kwam troosten in de ellende. Ook de lagere geestelijken kwamen zeggen dat zij zijn afwezigheid niet zagen zitten, want hij gaf hun altijd zo pittig les in de heilige leer.
Maar hij bleek stevig geworteld in zijn gehechtheid aan de Heer. Hij gaf het laatste woord aan zijn vroomheid. Hij kwam niet meer op zijn besluit terug al smeekten zijn priester en zijn familie nog zo hard, al stortten zijn ouders tranen met tuiten, al zou de zee nog zo te keer gaan en al liep hij nog zoveel gevaar temidden van ongure heidenvolken. Niet van zijn stuk gebracht door hun woorden en jammerklachten, kreeg hij de zegen van zijn bisschop en begon hij aan de reis die hij al zo lang bij zichzelf had overwogen en waar hij zo intens naar had verlangd. Hij toonde zich geduldig bij alle tegenslag. Zo bereikte hij tenslotte de havenstad Salerno in de landstreek Apulië. Daar betaalde hij vaargeld, voer uit en had op zee tal van gevaren te doorstaan door toedoen van allerlei gespuis. [-]"
14. "Zich ten volle bewust van zijn gelofte betrad hij eindelijk de lang verwachte muren van Jeruzalem. Hij had er zo naar verlangd dat hij bij het zien ervan door emoties werd overmand; diepe zuchten welden op uit de grond van zijn hart. Hij snelde naar het dal van Calvarië. Daar aanschouwde hij in de geest Christus onze Heiland aan het kruis en hoe Hij door zijn allerheiligst lijden de hele wereld heeft verlost; en hij aanbad Hem en hij stortte een vloed van tranen en het was hem alsof hij Hem lijfelijk daar voor zich zag. Hij bad met de woorden van de rover en stortte de tranen van Simon Petrus. Het was alsof hij er zelf bij was: zo trof hem de uitroep van de honderdman en doorstak hem het zwaard van de Heilige Maagd. Van hier snelde hij naar het graf van de Heer, waarvan men gelooft dat Hij er gelegen heeft. Daar klaagde hij als de heilige vrouwen en bevochtigde de tombe door eraan te likken met zoveel overgave dat hij van de bewakers daar als een kostbare schat een brokje gewijde steen meekreeg uit het graf van de Heer. Op dezelfde manier bezocht hij uiterst godvruchtig alle beroemde plaatsen, waar de Heer ooit geweest was. Natuurlijk ging hij naar de kribbe van Bethlehem, waar de Heer destijds zo deerlijk in had liggen huilen. Hij daalde af naar de rivier de Jordaan, die zo geheiligd is doordat de Heer zelf er met lijf en leden in heeft gestaan. Om de wijding ervan diep te ondergaan zwom hij hem een paar keer over en terug.
Tenslotte had hij alle heilige plaatsen bezocht, al zijn gebeden gestort, van overal een tastbaar aandenken meegenomen en voelde hij zich de koning te rijk met het stuk steen uit het graf van Heer. Gesterkt door alles wat hij in de afgelopen tijd had meegemaakt, overwoog hij op de terugweg bij zichzelf dat hij bij thuiskomst een mannenklooster zou stichten waar hij al zijn kostbaarheden kon onderbrengen. Omdat hij dit zo snel mogelijk ten uitvoer wilde brengen, ging hij niet met zijn reisgezellen met hetzelfde schip terug, maar legde hij de hele weg te voet af in de hoop dat hij bij het doorkruisen van boze heidense gebieden het honderdvoudige zou krijgen in de vorm van de martelaarskroon. Maar door Gods genade kwam hij overal ongedeerd doorheen, zodat hij tenslotte veilig en wel thuis op zijn geboortegrond aankwam."
Daar stichtte hij inderdaad de benedictijner abdij van Het Heilig Graf te Samblières en gaf daarmee zijn kostbare relieken een passend onderkomen.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen