† 740 Acca van Hexham
Acca van Hexham (destijds Hagulstad), Northumbrië, Engeland; bisschop; † 740.
Feest (6 augustus.[113] &) 20 oktober.
[Uit BEDE 'A History of the English Chuch and People' A New Translation by Leo Shirley-Price, Harmondsworth, Penguin Books Ltd., 1955 The Penguin Classics L.42 Book V ch.20 p.308-309. Waarschijnlijk schrijft Beda dit rond 709, nog tijdens het leven van Acca.]
"Acca was priester in dienst van Wilfried en zou deze later opvolgen als bisschop van Hexham. Hij was een ijverig man en edel in de ogen van God en van de mensen. Hij vergrootte en verfraaide zijn kerkgebouw, dat was toegewijd aan de zalige apostel Andreas. Hij maakte (en maakt er nog steeds) veel werk van om relieken van de zalige apostelen en martelaren van overal vandaan te halen. Om hun verering te bevorderen bouwt hij altaren, die hij in zijnissen in de wanden van zijn kerk laat aanbrengen. Hij schreef samenvattingen van hun levensverhalen en verzamelde boeken over kerkelijke onderwerpen met de bedoeling er een welvoorziene en fraaie bibliotheek van te maken. Hij liet heilig vaatwerk en kandelaars vervaardigen, en allerlei andere dingen die Gods kerk kunnen versieren en verfraaien.
Daarnaast nodigde hij een beroemde zanger uit, Maban, die zelf in Kent lessen gevolgd had bij de leerlingen van Paus Gregorius, en vroeg hem of hij hem en zijn priesters les wilde komen geven. Twaalf jaar lang verbleef deze musicus daar om hen vertrouwd te maken met iedere soort van kerkmuziek waar ze meer over wilden weten. Hij greep daarbij terug op hoe de liederen en hymnen oorspronkelijk hadden geklonken, want ze waren in de loop der tijden verwaarloosd of in vergetelheid geraakt. De bisschop zelf was een begaafd zanger. Daarnaast was hij thuis in de Heilige Schriften, beleed hij het ware christelijk geloof en hield hij zich nauwgezet aan de kerkelijke regels en administratie. Van jongs af aan had hij deze vrome gewoonten onderhouden, zoals hij ze als jongetje had geleerd van de allerheiligste Bosa, bisschop van York. Later diende hij onder bisschop Wilfried om zich nog meer te oefenen. In diens gezelschap maakte hij een reis naar Rome waar hij het nodige leerde over de organisatie van de kerk; want daar had hij thuis nog nooit iets over gehoord."
Pieter Vosmeer behandelt hem in zijn 'Batavia Sacra' bij de heiligen die ten tijde van Willibrordus, Bonifatius en de andere oergeloofsverkondigers op het Nederlands grondgebied een grote rol hebben gespeeld. Maar hij komt tot de conclusie dat Acca hier niet heeft gepreekt, hooguit heeft hij er gelogeerd op de terugreis van Rome naar huis.
[Onderstaande gegevens werden ontleend aan de Acta Sanctorum 20 oktober]
Een klerk schrijft enige jaren na zijn dood een levensverhaal. De meeste nadruk ligt daarbij op de wonderen die Acca na zijn dood heeft verricht. Zo vertelt onze schrijver dat dertig jaar na Acca's begrafenis zijn priesterkleren nog onaangetast blijken te zijn. Hij wijst er met nadruk op dat we door deze materiële uiterlijkheden heen moeten zien en er een teken in moeten herkennen dat Acca in Gods eeuwighedi is opgenomen. Daarna vertelt hij:
"Er leefde in de streek niet ver vandaar een man die Raven heette. Hij stond in dienst van een rijke edelman; echt het type van een gewone man: gemeten naar zijn beperkte capaciteiten kon je hem het beste karakteriseren als eenvoudig en rechtschapen. Onder de heiligen vereerde hij de zalige Acca het allermeest. Op een dag werd hij plotseling blind; zo kon hij drie jaar lang niets meer zien en was voor hem de dag in nacht veranderd. Tevergeefs vestigde hij zijn hoop op de geneeskunst van de dokters. Toen keerde de zieke in zichzelf en vroeg zich vertwijfeld af waar hij het zoeken moest: "Wat moet ik nu? Waar vindt mijn ziel nog hulp? Hoe lang laat ik mijn geloof ingedommeld voortsukkelen? Wat heb ik nog te vrezen? Weet je wat? Ik zal nú opstaan, meteen, en dan ga ik naar mijn Acca om hem te vragen of hij wil horen naar zijn arme dienaar en mij te hulp wil komen, en of hij voor mij weer de nacht in dag wil veranderen. Het was juist de vooravond van de feestdag van de heilige Acca. Hij trof dus de nodige maatregelen om na zo lange duisternis weer tot het licht te geraken door de verdiensten van de heilige Acca; voor diens verering had hij immers altijd gewerkt en geleefd. Aan mensen in zijn omgeving maakte hij duidelijk wat hij wilde en liet zich door hen naar de kerk geleiden. Onze man bad aanhoudend, kuste herhaaldelijk het heilige altaar en maakte met zijn tranen daar de hele grond nat; zo bracht hij er het grootste gedeelte van de nacht wakend door.
Tenslotte viel hij van vermoeidheid in slaap. In een droomgezicht zag hij de heilige vlak naast zich staan; met schitterend gelaat, prachtige kleren en met tekenen die wezen op zijn kerkelijke hoogwaardigheid; zijn gezicht straalde vriendelijk en hij zei: 'Mijn beste man, heb je dan inderdaad zoveel vertrouwen in de heiligen van de kerk?' Hij antwoordde: 'Jazeker heer, en mijn speciale toevlucht zoek ik bij mijn heilige bisschop Acca.' Daarop zei de heilige: 'Dat is zo dom nog niet, en dat zal blijken. Want ik bén namelijk bisschop Acca. Weet dat je op mijn gebed genezen bent.' Daarop stond de man op en kon zien, en verbijsterd staarde hij naar de omstanders. Hij verkeerde in de veronderstelling dat hij nog droomde. Daarop sprak hij de man aan die naast hem zat: 'Ben jij het?' En die ander zei: 'Ja allicht ben ik het. Hoezo, kun je dat dan zien?' 'Ja, ik kan je zien, als ik tenminste niet droom!' Daarop sprong die ander op en begon zo hard te roepen, dat ieder het horen kon: 'Een wonder. Een wonder!' Het ging van mond tot mond: 'Het is Raven. Raven kan zien!' Allen kwamen overeind en brachten voor het tabernakel luidkeels God lof. Ze zongen liederen en hymnen. En het bericht dat de Heer een wonder had verricht op voorspraak van hun eigen heilige bisschop ging daar als een lopend vuurtje door de hele omgeving."
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen