× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1642  René Goupil (martelaren van Canada)

Info afb.
Onder: Overweging door René

René Goupil sj, Québec, Canada; één van de Acht Canadese martelaren; † 1642; feest († 29 september &) 19 oktober (met de andere Canadese Martelaren).

Hij was afkomstig uit de Franse landstreek Anjou. Over zijn geboortejaar zijn de bronnen niet zeker: genoemd worden 1606, 1607 en 1608. Hij was te Parijs ingetreden bij de jezuïeten, maar moest om gezondheidsredenen de orde weer verlaten. In zijn hart bleef hij jezuïet. In 1639 bood hij zichzelf aan als ‘donné’, een leek die geheel volgens de regel van de Orde leefde, maar geen jezuïet was. Hij kreeg toestemming om naar Nieuw-Frankrijk te gaan (= nagenoeg het huidige Noord-Amerikaanse continent). Omdat hij intussen medicijnen had gestudeerd, werd hij in het ziekenhuisje van Québec te werk gesteld. Zijn hart verlangde naar meer.

Die mogelijkheid kwam, toen in het voorjaar van 1642 pater Jogues kwam vragen om medebroeders voor het vele en vaak moeizame bekeringswerk onder de indianen. Maar er waren op dat moment geen jezuïeten beschikbaar. Onmiddellijk meldde zich René aan. Pater Jogues accepteerde hem met vreugde: hij zou van groot nut kunnen zijn bij het bestrijden van de besmettelijke ziektes die herhaaldelijk de inlanders teisterden.

Pas veel later zou men beseffen dat het juist de Europeanen waren die hen besmetten met ziektekiemen, waartegen zij, Indianen, nog niet bestand waren en de Europeanen wel.

Op weg naar de jezuïetenstatie van Ste-Marie werd de expeditie overvallen door de Mohawk-Indianen. Een van de Fransen van het gezelschap werd gedood. Toen pater Jogues en René Goupil te hulp schoten, werden hun de nagels van de vingers gebeten en de vingertoppen afgekloven. Vervolgens werden ze meegenomen naar Ossernenon (= het huisdige Auriesville, New York), de thuisbasis van de Mohawks. Onderweg vroeg René Goupil aan pater Jogues hem alsnog in de jezuïetenorde op te nemen. Hij kende de gelofteformule nog uit het hoofd van de tijd dat hij zich daarop had voorbereid in Parijs. En zo legde hij in de kajak zijn geloften af in de verminkte handen van pater Jogues.

Bij aankomst in Ossernenon werden ze tot op het blote lijf uitgekleed en moesten ze spitsroede lopen tussen de Mohawks die met stokken stonden opgesteld, en hen probeerden te slaan waar ze maar konden. Daarna werden ze op een schavot opgesteld en mocht iedereen met stenen en stukken hout naar hen gooien. Na afloop moest pater Jogues de foltering ondergaan van een vrouw die hem de linkerduim afsneed met een botte schelp. Daarna werden ze overgebracht naar de gemeenschapstent en naakt op de grond uitgestrekt, zodat de kinderen gloeiend houtskool op hun blote lijf konden laten vallen. Uiteindelijk werden ze als slaven toegewezen aan het stamhoofd en moesten ze vrouwenwerk opknappen, zoals werken op het land, water halen en hout sprokkelen. Dit alles tot vermaak van de dorpsgenoten.

Op een goed moment was een van de kinderen in de grote tent ziek. Spontaan maakte René Goupil een kruistekentje over het kind. Twee strijders zagen het. Zij waren door een oude tovenaar gewaarschuwd dat dat teken juist dood en verderf zaaide. Frater René besefte dat hij in gevaar was, en vluchtte het bos in, naar de plek waarvan hij wist dat pater Jogues er regelmatig ging bidden. Hij bekende wat hij gedaan had, waarop zij samen de rozenkrans begonnen te bidden. Op hetzelfde moment kwamen de twee strijders eraan. De één dwong René op zijn knieën, waarop de ander hem met één houw het hoofd afsloeg: het was 29 september 1642. Zo werd hij de eerste martelaar van de Noord-Amerikaanse staat New York.

Hij werd samen met de zeven andere Canadese jezuïetenmartelaren op 21 juni 1925 door paus Pius XI zalig en op 29 juni 1930 heilig verklaard.


Canadese martelaren over 'Wereldmissiedag'
'Bericht van boven' KRO Radio 5 zondag 19 oktober 2008

...speel bestand af...

Vandaag houdt u zich bezig met de betekenis van Wereldmissiedag. In uw tijd hoor je vaak de vraag: 'Waarom missie? Waarom zouden wij die mensen ginds onze waarden en normen opleggen? Laat ze toch gewoon in hun waarde!'. Hoor ik het dan goed? Heeft de boodschap van het evangelie voor u zijn uitzonderlijke waarde verloren? Is het voor u niet duidelijk meer wat Jezus in het evangelie ons is komen brengen?

Die volken in hun waarde laten, zegt u? Sta mij toe iets te vertellen over mijn ervaring. Ik behoor tot de Canadese martelaren. Vandaag is het onze feestdag. Wij waren in de eerste helft van 17e eeuw, uw Gouden Eeuw, lid van de jezuïetenorde. Elk van ons had zich vol vuur en vrijwillig aangeboden om de inlandse bevolking van Nieuw-Frankrijk over God en het evangelie te vertellen. U kent ze als de indianen van Noord-Amerika. Afgezien van de ontberingen die wij ervoor hadden: weet u iets af van de wrede gewoonten die die bevolkingsgroepen hadden, toen wij ze aantroffen? Als een vijandelijke stam werd veroverd, werden vrouwen en kinderen met grimmig genoegen verkracht, vernederd, slaaf gemaakt... De krijgers werden afschuwelijk gemarteld. Want hoe dapperder het slachtoffer bleek, hoe meer zijn geestkracht in jou, de folteraar, overging. Het was een eer om gemarteld te worden. Ook de kinderen mochten daar naar hartelust aan meedoen. Wij hebben daar vol overtuiging Christus gebracht: vergeving, barmhartigheid, naastenliefde, ja desnoods liever zelf de pijn dragen dan geweld doorgeven... Het waren onbekende deugden in die culturen. Ook wij zijn gemarteld, soms op de wreedst denkbare manier. Wij moesten dat zelfs als een eer beschouwen. Onze geestkracht zou onze beulen sterker maken. En, luisteraar - hoe bizar het ook klinkt - van hier uit mogen wij constateren dat dat ook gebeurd is. Er is geen indianenstam meer die leeft zoals wij ze hebben aangetroffen. Ook in hún cultuur zijn christelijke waarde doorgedrongen. Onze geest is inderdaad in hen overgegaan, alleen anders dan zijzelf toen dachten.

Misschien mag ik u een gewetensvraag stellen. En u? Nu u in uw tijd ook wordt geconfronteerd met wrede aanslagen en terreurmethoden? Is er iemand in uw tijd die het antwoord van Jezus laat horen? Zijn er nog die vol vuur over het evangelie kunnen vertellen, en er met hun levenswijze voor instaan? Hoort of ziet u nog medemensen die pleiten voor barmhartigheid, vergevingsgezindheid, naastenliefde? In de politieke discussies of op verjaardagen? Zijn er in uw tijd die op die wrede mensen af durven gaan en hun een heel andere levenswijze voorhouden? Net zoals wij deden in onze tijd?

Misschien zijn er nu onder u, luisteraars, die zullen antwoorden: 'Mooi allemaal, maar denkt u dan echt dat het helpt? Gelooft u echt dat die aanslagplegers daar naar zullen luisteren? Haalt toch allemaal niks uit! Maar bent u dan vergeten hoe het met Jezus zelf is afgelopen? Heeft die dan zoveel succes gezien van zijn optreden? Gedood en door al zijn medestanders in de steek gelaten? Het enige wat restte was het feit dat Hij er zelf in geloofde. En wat dacht u? Dat wij destijds resultaat hebben gezien van onze prediking? Erger nog. Wij meenden onze pas gestichte vestigingen weer te moeten verbranden, toen vijandelijke stammen ons veroverden. Wij wilden niet dat onze heilige voorwerpen in hun goddeloze handen zouden vallen. Wij hebben ons eigen levenswerk moeten vernietigen.

Dus ik vraag het u nogmaals. Waar zijn de gelovigen in uw dagen die vol vuur en overtuiging tegenover terreur, geweld en graaicultuur het antwoord van Jezus plaatsen? Wie praat níet over keihard optreden tegenover asociaal gedrag, maar komt met het evangelie?


Bronnen
[Nev.1987nr.035; Tyl.1984; Dries van den Akker s.j./2007.10.12]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen