× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 303  Sergius van Resafa met Bacchus van Barbalis

Info afb.

Sergius (ook Sargius of Sarga) van Resafa (ook van Sergiopolis), provincie Augusta Euphratesia (nu: Noord-Syrië); martelaar met Bacchus van Barbalis; † ca 303.

Feest 7 oktober.

Het lijdensverhaal (passio) van Sergius en Bacchus is bewaard gebleven in het Grieks, Latijn en Syrisch.

Volgens dit document waren ze van Romeinse adel. Keizer Maximianus (285-305), berucht om zijn maatregelen tegen de christenen in het Oost-Romeinse Rijk, had hen aangesteld als officier van de Romeinse grenstroepen in Syrië. Toen de keizer in de stad Arabissus de tempel van Jupiter betrad om te offeren, bleven de beide jongemannen buiten staan wachten. Maximianus vermoedde wat de reden daarvan was, en sommeerde de twee deel te nemen aan het offer. Zij weigerden en werden voor straf in vrouwenkleren gehuld; zo liet hij ze door de straten van de stad slepen. Vervolgens vertrouwde hij zijn slachtoffers toe aan de beruchte christenhater Antíochus.
Uit het feit, dat de beide mannen op verschillende plaatsen werden berecht en gemarteld, mogen we opmaken, dat de gevangenen meegenomen werden op zijn rondgang langs de omringende steden. In de plaats Barbalis (of Varvalis) liet hij Bacchus net zolang bewerken met gesels tot deze eraan bezweek.
Enige tijd later bemoeide hij zich met Sergius; hem liet hij in de stad Resapha ijzeren schoenen aantrekken met spijkerkoppen erin en veroordeelde hem vervolgens tot een wandeling van vijftien kilometer vanuit de stad de woestijn in. Aan het eind van deze martelgang werd Sergius om het leven gebracht met het zwaard. Sindsdien heette de stad Resafa naar hem Sergiopolis (= Sergius-stad).
Het jaar van hun gewelddadige dood loopt in de bronnen uiteen van 296 tot 305.

Verering & Cultuur
Sergius en Bacchus worden in de oosterse kerk beschouwd als heilige genezers. Vooral Sergius geniet er grote verering. In Sergiopolis, het voormalige Resafa, verrees een grote St-Sergiuskerk. Cairo heeft een oeroude kerk van St-Sargius of van Abou Sarga (= 'vader Sergius'); zij wordt beschouwd als de oudste kerk van Egypte.
In de vroege middeleeuwen kende Sint Sergius ook enige verering in het westen. Gregorius van Tours († 594; feest 17 november) vertelt in zijn 'Geschiedenis van de Franken' een verhaal over het miraculeuze vingerkootje van Sint Sergius. Halverwege de zesde eeuw maakte ene Gundovald aanspraak op koninklijke waardigheid. Hij beweerde dat hij een zoon was van koning Lothar. Daarmee zorgde hij voor veel onrust binnen de Frankische adel. 'In die tijd bevond Gundovald zich in de stad Bordeaux. Daar had hij de steun van bisschop Bertram. Nu was hij op zoek naar mensen die hem nog meer ondersteuning konden geven aan zijn zaak. Iemand wist te vertellen, dat er in het oosten een koning was, die in het bezit was gekomen van de duim van de heilige martelaar Sergius. Die had hij bevestigd aan zijn eigen rechterarm. Op het moment dat hij hulp nodig had bij het verdrijven van zijn vijanden, vertrouwde hij simpelweg op dit hulpmiddel. Hij hoefde zijn rechterarm maar op te heffen, of de vijandelijke troepen sloegen ogenblikkelijk op de vlucht alsof ze onder de betovering waren gekomen van de wondermacht van de heilige. Gundovald had dit nog niet gehoord, of hij ging op zoek naar iemand in de buurt die hem een paar relieken van die heilige Sergius kon bezorgen. Bisschop Bertram noemde hem de naam van Eufronius, een koopman. Bertram was gebeten op deze Eufronius. Hij had hem enige tijd geleden tegen diens wil de tonsuur toegediend in de hoop dat hij zeggenschap zou krijgen over zijn bezittingen.

De bisschop droeg uiteindelijk verantwoording voor alle kerkelijke goederen. Als Eufronius een kerkelijke wijding ontving, zou hij daardoor onder de bisschop vallen, en daarmee automatisch ook diens bezit.

Maar Eufronius had de hele zaak belachelijk gemaakt. Hij verhuisde voor enige tijd naar een andere stad tot zijn haar weer was aangegroeid. Daarna was hij doodleuk teruggekomen. Daarom zei Bertram nu:
"Er leeft hier in de stad een Syriër. Eufronius heet hij. Zij hele huis is één grote reliekschrijn. Zo heeft hij daar ook relieken van die heilige die jij zoekt. Door hun toedoen en door de invloed van de heilige martelaar kan hij je vele wonderen vertellen. Zo bestond er eens het gevaar dat de hele stad Bordeaux in vlammen op dreigde te gaan, maar Eufronius' huis liep geen greintje schade op, hoewel het geheel door het vuur was ingesloten."
Bertram was nog niet uitgesproken of diens rechterhand Mummolus snelde naar het huis van de Syriër in gezelschap van zijn bisschop. Zij gingen aan weerszijden van de man staan en vroegen hem de heilige relieken te laten zien. Maar Eufronius weigerde dit. Met in zijn achterhoofd de kwalijke streek die de bisschop al eens met hem had uitgehaald, dacht hij dat ze hem erin wilden laten lopen.
Hij zei:
"Ik ben een oud man. Schei uit met mij lastig te vallen en de heilige te beledigen. Hier heb je honderd goudstukken. Asjeblieft en tot ziens."

Maar Mummolus herhaalde dat hij de relieken wilde zien. Daarop bood Eufronius hem tweehonderd goudstukken aan. Maar hij kreeg hem niet van de deur tot hij bereid was de relieken te laten zien. Ze zaten verborgen in een kistje hoog aan de muur bij het altaar. Mummolus liet een ladder tegen de muur zetten en gaf bevel aan een van bisschop Bertram's diakens naar boven te klimmen. De man klauterde omhoog op de treden van de ladder, en probeerde het kistje te pakken, maar hij trilde zo vreselijk, dat het erop leek dat hij nooit meer levend op de grond zou terugkeren. Uiteindelijk pakte hij het kistje dat aan de muur hing en bracht het naar beneden. Mummolus onderzocht de inhoud en vond inderdaad een botje van de vinger van de heilige. Hij had zelfs het lef er met zijn mes een tik tegen te geven. Eerst aan ene kant en toen aan de andere. Zo maakte hij er een aantal inkepingen in; daarna probeerde hij met grote moeite het te breken. Het botje brak in drie stukjes en de splinters sprongen in verschillende richtingen weg. Ik kan me niet voorstellen, dat de heilige het hier mee eens geweest zal zijn. Eufronius jammerde bitter en met zijn drieën knielden ze in gebed neer en smeekten God dat Hij zo goed wilde zijn om hen de heilige stukjes terug te laten vinden die met het blote oog nergens meer te zien waren. Na hun gebed vonden ze inderdaad de stukjes bot terug. Mummolus nam er een van en ging ermee de deur uit. Maar niet met goedvinden van de martelaar...'
[263:VII.31]

In het Tiende boek van zijn 'Geschiedenis der Franken' vermeldt Gregorius dat hij als bisschop van Tours relieken van Sint Sergius plaatste in de doopkapel, die hij naast de hoofdkerk had laten bouwen. Het is niet duidelijk, of dat dezelfde waren als waarover hij eerder had verteld rond Gundovald, Bertram en Mummolus.
[263:X.31]

In zijn boekje 'De Glorie van de Martelaren' vertelt diezelfde Gregorius nog een bijzonder voorval rond de verering van Sergius. 'De Martelaar Sergius deed vele wonderen voor mensen door de ziekten en kwalen te genezen van al degenen die vol vertrouwen in gebed hun toevlucht tot hem namen. Ten gevolge daarvan gebeurde het dat mensen geschenken of ex-voto's naar zijn grote kerk kwamen brengen.

Waarschijnlijk gaat het hier over Sint Sergius' kerk te Sergiopolis in Syrië.

Het is natuurlijk niet toegestaan dat er ook maar een van deze wijgeschenken weggehaald wordt of meegenomen. Mocht iemand dat toch wagen, dan wordt hij er vroeg of laat voor gestraft: hij valt in ongenade of gaat dood. Vanwege deze bescherming wijdden vele mensen hun bezittingen toe aan de heilige met de bedoeling dat ze op die manier door zijn macht werden beschermd en niet door kwaadwillige mensen zouden worden gestolen.
Zo was er eens een oud vrouwtje, dat tot armoede was vervallen, maar ik heb de indruk dat ze van hetzelfde kaliber was als de arme vrouw uit het evangelie, die van haar schamele bezit nog twee penningen in het offerblok wierp (Lukas 21,01-02). Deze vrouw had twee kippetjes uit haar pluimvee krachtens een gelofte aan de kerk toegewijd met de bedoeling ze naar zijn heiligdom te brengen, als de omstandigheden erom zouden vragen. Toen vele mensen zich verzamelden voor het feest van de heilige, waren er twee mannen die deze kippetjes hadden gezien. Ze maakten een afspraak en een van de twee ging er een stelen. Ze hakten zijn kop af, plukten zijn veren, sneden zijn poten af en stopten alles in een pot met water die ze boven het vuur hingen en al gauw heet begon te worden. Het water kookte als een gek, doch de gestolen kip wilde maar niet gaar worden. Zelfs toen het water helemaal drooggekookt was, was de kip nog altijd geen greintje malser geworden. Telkens opnieuw bevoelden zij haar met hun handen; ze probeerden er zelfs een vleugel van af te breken, maar ze kwamen tot de ontdekking dat wat zij in het water hadden gestopt alleen nog maar taaier was geworden. Intussen begon de ene na de andere gast die zij voor het eten hadden uitgenodigd, te arriveren. Die mochten natuurlijk niets merken van alle problemen bij de voorbereiding. De tafel stond klaar, gedekt met witte tafellakens en een geborduurd tafelkleed. Maar het eten bleek een onverwachte taaie homp. En hoewel de kookpot telkens opnieuw met water werd gevuld, kwam er niets in gekookte toestand uit. Door dit onverwachte wonder veranderde die maaltijd in een flop; de gastheren waren ontdaan, de gasten in verlegenheid en ieder ging beschaamd weg.'
[146nr:96]

Sergius en Bacchus worden afgebeeld als Romeinse soldaten; met palm en zwaard (symbolen van het martelaarschap); Sergius in vrouwenkleren en schoenen met spitse punten; een engel geneest zijn wonden.


Bronnen
[000»Charitina; 101a; 132; 139/4p:30; 140/10p:40; 200/2»10.07; 256p:133(555); 346p:127; 500; Dries van den Akker s.j./2007.09.27]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen