× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 395  Dorotheus Thebanus

Dorotheus Thebanus (ook van Egypte); woestijnvader; † 395.

Feest 7 februari & 5 juni & 16 september

Dorotheus leefde zestig jaar lang als kluizenaar in de Thebaanse woestijn, op enkele kilometers afstand van de Egyptische stad Alexandrië. Hij stond bekend als wonderdoener. Ook wordt hij gekenmerkt door een uitzonderlijke liefde voor de handenarbeid. Om te beseffen hoe opmerkelijk dat was, moeten we bedenken dat het in de Grieks-Romeinse cultuur alleen slaven waren die arbeid leverden. De meesters waren daar juist van vrijgesteld. Werken werd beleefd als onvrijheid en een vorm van slavendienst. Omdat het juist de ontwikkelde mensen waren die het leven van woestijnmonnik kozen, kunnen we verstaan dat handenarbeid - naar de maatschappelijke maatstaven van die tijd - een versterving en vernedering was. Vele vormen van versterving waren erop gericht om niet aan de behoeften en verlangens van het lichaam toe te geven, zoals honger, dorst, slaap, voortplanting enz. Voor iemand die maar één doel voor ogen had, de eenwording met God, leidden zij af van dat ene doel. Zij waren dus verleidingen van de boze geest en moesten bestreden worden. Zo was de strijd tegen het lichaam een voortdurend gevecht. Dorotheus zei ervan:
"Mijn lichaam doodt mij. Ik dood mijn lichaam."
Het was dus ook een vorm van versterving om niet aan de slaap toe te geven. Daarvoor was handenarbeid een geschikt middel. Vandaar dat Dorotheus de hele nacht in het donker volkomen automatisch matten vlocht, waarbij hij onophoudelijk hardop gebeden uitsprak en uit zijn hoofd de psalmen zong. Overdag verzamelde hij stenen, waarvan hij hutjes bouwde voor de nieuw aangekomen kluizenaars. Het schijnt dat hij het bracht tot één kluizenaarscel per jaar.

We zijn van deze bijzonderheden op de hoogte door toedoen van een zekere Palladius († vóór 431). Hij leefde tien jaar lang temidden van de woestijnmonniken en stelde zijn ontmoetingen en ervaringen te boek in zijn 'Lausiaca'. Hij heeft met name met Dorotheus enige tijd doorgebracht. Maar vanwege een ziekte kon hij diens rigoureuze levenswijze niet volhouden.
Hier volgt zijn verhaal:

1. Nadat Palladius zich bij vader Isidorus had aangemeld, vertrouwde deze mij toe aan Dorotheus, een Thebaanse monnik die al zestig jaar lang in zijn grot leefde. Hij gebood mij drie jaar bij hem te blijven om mijn hartstochten de baas te worden. Hij wist namelijk dat de grijsaard een zeer streng leven leidde. Ik moest me bij hem aansluiten om van hem mijn geestelijk onderricht te ontvangen. Maar dat heb ik niet kunnen volhouden, want ik werd ernstig ziek. Vandaar dat ik Dorotheus al heb moeten verlaten voordat de bedoelde drie jaar om waren. Zijn levenswijze was uiterst strikt en schamel zijn levensonderhoud.

2. Hij bracht heel de dag door met het verzamelen van stenen in de brandende zon aan de oever van de zee. Daar maakte hij cellen van; die gaf hij aan degenen die zelf niet in staat waren er één te bouwen. Hij haalde één cel per jaar.
Op een dag zei ik hem:
"Vader, hoe krijgt u het voor elkaar uw armzalige, oude lichaam zo in de hitte te doden?"
Waarop hij antwoordde:
"Hij doodt mij en ik dood hem."
Hij at zes kruimels brood en een beetje groente; hij dronk een slokje water. God is mijn getuige: hij is nooit op een slaapmatje of een bed gaan liggen. Hij bracht de nacht rechtop zittend door, terwijl hij draden door palmbladeren reeg. Zo verdiende hij zijn kost.

3. Eerst dacht ik nog dat hij zo deed omwille van mij. Maar gelukkig vertelden andere leerlingen dat daar niets van aan was. Hij leefde al zo vanaf zijn jonge jaren; nooit was hij vrijwillig ingeslapen. Maar hij werd wel eens door slaap overmand als hij zat te eten of tijdens zijn handenarbeid. Het gebeurde wel vaker dat hij bij het eten zo slaperig was, dat hem het brood uit de mond viel. Eens drong ik er bij hem op aan om toch even op een slaapmatje te gaan liggen. Maar hij zei me met iets afwerends:
"Als je het klaarspeelt om de engelen te doen inslapen, dan zul je ook deze dienaar Gods zover weten te krijgen."

4.Op een dag stuurde hij me er op uit om - met het oog op het eten van negen uur - zijn kruik met water te gaan vullen bij zijn put. Ik ging er dus heen, maar op de bodem van de put ontdekte ik een giftige adder. Ik haalde dus geen water uit de put, maar ging terug naar de oude man met de woorden:
"Vader, we zijn verloren. Ik heb een adder op de bodem van uw put gezien!"
Hij moest erom glimlachen en lange tijd keek hij me ernstig aan; tenslotte zei hij hoofdschuddend:
"En als de duivel nu eens op het idee zou komen om zich in alle putten en waterbronnen in een slang te veranderen of in een giftige schildpad, zou je dan nooit meer iets drinken?"
Hij ging dus zelf water putten en dronk het op zijn nuchtere maag; en hij zei:
"Onder het zegel van het kruis kan geen kwaad je deren."'

Tot zover Palladius.


Bronnen
[000»Palladius 'Les Moines du Désert. Histoire Lausiaque'; Desclée De Brouwer, 1981 ISBN 2-220-02324-9; 100; 106; 107; 136; 139; Dries van den Akker s.j./2007.09.09]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen