×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Gregorius van Utrecht (ook van Pfalzel) osb, abt, Nederland; † 775.
Feest 25 augustus.
Levensbeschrijving door Sint Ludger
Het is Gregorius’ oud-leerling Sint Ludger van Münster († 809; feest 26 maart) die een levensbeschrijving van zijn leermeester heeft achtergelaten. Onderstaand verhaal is daarop gebaseerd. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Ludger meer spreekt over Gregorius’ leermeester Bonifatius dan over Gregorius zelf. Bovendien is het goed te bedenken dat het de middeleeuwse Ludger niet te doen was om objectieve feiten, zoals de huidige wetenschap die verlangt. Hij wilde laten zien hoe heilig Gregorius was. Daarbij gebruikt hij vaak evangelische citaten, en wijdt hij herhaaldelijk in algemene bewoordingen uit over de deugden en evangelische levenshouding van zijn hoofdpersoon.
Zo beschrijft hij tegen het einde van zijn verhaal Gregorius als volgt:
“Deze eerbiedwaardige man was zo, dat hij naar het woord van de Wijze Man geen goud najoeg, of zijn hoop stelde op aardse schatten. Zijn goederen waren gegrondvest op God. De vergadering der heiligen in de hemel roemt hem om zijn vele aalmoezen [Jezus Sirach 31,08-11]. Hij kende de uitspraak van de Schrift dat de hebzucht de wortel van alle kwaad is [1 Timotheus 06,20]; dat bleek niet alleen uit zijn woorden, die zo gemakkelijk gezegd worden, maar vooral uit zijn daden. Steeds wanneer hij de beschikking kreeg over goud of zilver, zorgde hij ervoor het onmiddellijk weer uit te geven en te verdelen onder de armen. Zo wenste hij het voorschrift van het evangelie te onderhouden door zich schatten te verzamelen in de hemel, waar roest noch worm ze konden verteren, en waar geen dieven ze konden opgraven en stelen [Matteus 06,20]. O, wat een eerbiedwaardig en uitverkoren man. En hoe zachtmoedig en vriendelijk! Altijd bedacht op het hemelse, zonder zich te hechten aan aardse vergankelijkheden…”
Enzovoort. Geen voorbeelden of anekdotes.
Gregorius leerling van Sint Bonifatius
Gregorius moet rond 707 geboren zijn uit een Frankische familie die landgoederen had aan de Moezel. Zijn moeder, Sint Wastrada († 760; feest 21 juli), zou als heilige sterven in het klooster van Susteren. Zijn vader heette Alberik, zoon van Sint Adela van Trier († 734; feest 24 december) die op haar beurt weer een dochter was van koning Dagobert II († 679; feest 23 december) en Sint Irmina († 708; feest 3 januari). Adela was na de dood van haar echtgenoot abdis geworden van klooster Pfalzel te Trier.
De 14-jarige Gregorius logeerde bij zijn oma op het moment dat Sint Bonifatius († 754; feest 5 juni) daar om onderdak vroeg. Deze had in Friesland ten zuiden van de Zuiderzee, toen Almere geheten, het evangelie verkondigd en trok nu naar Hessen en Thüringen om de mensen daar in contact te brengen met het evangelie. We schrijven het jaar 722.
In kloosters is men gewoon aan tafel voor te lezen, zodat met het lichaam ook de geest gevoed wordt. De jonge Gregorius krijgt de eervolle opdracht de tafellezing te verzorgen voor de communiteit en het gezelschap dat te gast is. Zo kon hij laten zien wat hij op de hofschool geleerd had. Na zoals gebruikelijk de zegen gevraagd te hebben, begint hij voor te lezen. Hij doet het zo goed dat Bonifatius belangstelling krijgt voor de jongen: “Je leest heel goed, mijn zoon, maar lees je ook met begrip?” Gregorius knikt trots en begint dezelfde tekst van voren af aan voor te lezen. Maar de missionaris onderbreekt hem: “Nee, zo bedoel ik het niet; ik bedoel: kun je met eigen woorden weergeven wat je zojuist gelezen hebt? “
We mogen aannemen dat Gregorius aanvankelijk voorlas zoals het in de kloosters nog vele eeuwen gebruikelijk was, reciterend, zingend op steeds dezelfde toon (‘recto tono’). Als de jongen gevraagd wordt begrijpend te lezen, begint hij te lezen zoals wij dat gewend zijn, met intonaties.
Nu moet Gregorius bekennen dat hij dat niet kan. Bonifatius nodigt hem uit nog eens langzaam van voren af te beginnen. Na elke zin onderbreekt hij de tekst om er uitleg aan te geven. De jongen is diep onder de indruk. Na de maaltijd rent hij naar zijn oma en zegt haar dat hij zich als leerling aan wil sluiten bij het gezelschap van deze missionaris. Maar Adela antwoordt dat dat niet kan. Ze kent de man nauwelijks en bovendien weet ze niet waar hij allemaal denkt naartoe te gaan. Gregorius reageert: “Als u mij geen paard geeft om met hem mee te gaan, ga ik wel te voet.” Daarop zwicht Adela en geeft hem knechten en een paard mee.
Vergeten we niet dat het hier gaat om mensen van adellijke afkomst. De feodale maatschappij van die dagen was gebouwd op standenverschil. Waar wij doordrongen zijn van de overtuiging dat iedereen gelijk is, was in die tijd het tegenovergestelde het geval. Daar voelde je je pas op je plek, wanneer je wist onder wie je geplaatst was, en wie er weer onder jou vielen (hiërarchische opbouw). Elke stand had zijn eigen taken, verplichtingen, privileges en herkenningstekens. Zo was het voor iemand van adel ondenkbaar te voet te reizen. Dat was voorbehouden aan het voetvolk; dat stond beneden de adel. De jonge Gregorius werkte dus in op oma’s adellijke trots, toen hij zei dat hij bereid was te voet met Bonifatius mee te gaan. Wie weet speelde ook door haar gedachte de vraag hoe ze eventueel aan zijn adellijke ouders moest verantwoorden dat zij hem had gedwongen tot gedrag beneden zijn stand? Ze geeft hem dus paard en voetvolk mee.
Vanaf dat moment behoort Gregorius tot het vaste gezelschap van Bonifatius. Ludger merkt op:
“Het was ontzettend hard en zwaar voor hem. In het huis van zijn vader was hij gewend geweest aan spel en vermaak. Nu trok hij mee met een arme zwerver, zonder te weten waarheen hij ging. Bovendien gehoorzaamde hij nu niet meer aan degenen die over hem gezag konden uitoefenen, zoals machtige vorsten en zelfs zijn ouders; nee, hij gehoorzaamde alleen nog aan de man Gods.”
Ze verblijven minstens twee jaar in Thüringen. Het evangelie vindt er gehoor, maar herhaaldelijk wordt het gebied bedreigd door invallen van naburige stammen. Bonifatius en zijn gezellen willen niet op de zak leven van de plaatselijke bevolking, die trouwens zelf straatarm is; daarom voorzien ze door handenarbeid in hun eigen onderhoud.
Het staat er zo eenvoudig. Maar edelen die zichzelf zo vergeten dat ze aan handenarbeid gaan doen…? Bonifatius toont zich daarmee een ware volgeling van Benedictus.
Gregorius is erbij als Bonifatius in 737/38 de paus bezoekt. Deze stelt de grote Apostel aan tot zijn persoonlijk gezant om de bestaande Duitse bisdommen te hervormen. Dat valt nagenoeg samen met de dood van Sint Willibrord († 739; feest 7 november). Wellicht is dat het moment waarop hij zijn leerling Gregorius naar Utrecht stuurt om er de leiding op zich te nemen van de St-Maartensabdij die enige jaren tevoren door Sint Willibrord was gesticht.
In Rome heeft Gregorius de hand weten te leggen op kostbare handschriften die hem zullen helpen bij studie en gebed. Bovendien heeft hij er Markhelm († 762; feest 14juli) ontmoet. Hij zal straks bij Gregorius monnik worden in de St-Maartensabdij.
Gregorius abt
Ludger, die zelf ook in die abdij zijn opleiding kreeg, geeft een beschrijving van de abt Gregorius:
“Geen spoor was er bij hem te bekennen van verlangen naar kostbare kleding of kostelijke spijzen, geen ijdel vertoon, geen kwaadsprekerij. Altijd was hij tevreden met de spijs en de kleding die iedereen kreeg. In het gebruik van drank was hij zo matig dat hij nooit wijn gebruikte, en was dat toch het geval dan had hij ze aangelengd met veel water. Hij besloot zijn preken dikwijls met een citaat van Paulus: ‘Wat geen oog heeft gezien, en geen oor heeft gehoord, en wat in geen mensenhart is opgekomen, heeft God bereid voor hen die Hem liefhebben’ [1 Korinte 02,09]. Door hun de evangelische belofte van beloning voor te houden spoorde hij zijn toehoorders aan met blijdschap te volharden in de voorbeeldige, sobere levenswijze.”
Er is nog een indrukwekkende anekdote bekend van zijn verregaande vergevingsgezindheid. Toen twee van zijn naaste familieleden door struikrovers waren overvallen en gedood, stelde de familie alles in het werk de daders te pakken te krijgen. Dat lukte. In die tijd waren de straffen voor zulke misdaden streng en wreed. Temeer, omdat het ging om laaggeplaatste mensen die zich aan adellijke personen hadden vergrepen. Twee van de gevangenen werden naar Gregorius gestuurd zodat hij voor hen een passende straf zou bedenken.
“Hij ontving hen met blijdschap aldus Ludger zoals het een goed christen betaamt. Hij gaf bevel hen van hun boeien te bevrijden, een bad voor hen klaar te maken, hen schone kleren aan te trekken en een stevige maaltijd voor te zetten. Hij liet hen ongemoeid gaan en drukte hun op het hart:
‘Ga in vrede, maar zorg ervoor nooit meer zulke afschuwelijke dingen te doen. Anders zou je nog wel eens iets veel ergers kunnen overkomen.’
Bij het afscheid waarschuwde hij hun nog op te passen voor zijn familieleden die zeer waarschijnlijk op bloedwraak uit waren.”
Gregorius ‘bisschop’
Toen Willibrord gestorven was, had Bonifatius van de paus de opdracht gekregen voor een opvolger te zorgen. Dat heeft aanleiding gegeven tot het misverstand dat Bonifatius zelf enige het ambt van bisschop van Utrecht heeft bekleed. Waarschijnlijk heeft hij er wel voor gezorgd dat zijn leerling Eoban werd benoemd. Deze zou met hem de marteldood ondergaan bij Dokkum († 754; feest 7 juni). Naar het schijnt heeft Gregorius toen de leiding op zich genomen van het bisdom Utrecht, zonder ooit bisschop te zijn gewijd. Zo verkondigde hij het evangelie in de Friese gebieden (= nagenoeg het huidige Nederland boven de grote rivieren).
Het einde
Drie jaar voor zijn dood begon hij met zijn gezondheid te sukkelen. Hij raakte steeds meer verlamd aan zijn linkerzij. Eerst kon hij zelf nog wel wat voorstrompelen; toen kwam de tijd dat hij zich alleen nog kon voortbewegen door op een medebroeder te steunen. Uiteindelijk moest hij het bed houden. Tot het laatste moment is Gregorius helder gebleven. De laatste drie, vier dagen besprak hij met de communiteitsleden aangelegenheden die de gemeenschap aangingen. Bij de nadering van zijn dood stonden al zijn leerlingen rond zijn sterfbed. Terwijl zij onderling fluisterden dat het hopelijk nog zo ver niet was, klonk plotseling zijn stem helder: “Ik ga afscheid van jullie nemen.” Hij gaf te kennen dat hij naar de Salvatorkerk gedragen wilde worden. Ze legden hem neer voor de kerk en zetten de deur wijd open. Hij ontving de communie en hield zijn gezicht op het altaar gericht. Zo is hij gestorven.
Verering & Cultuur
Na hem werd Sint Albericus op de bisschopszetel van Utrecht benoemd († 784; feest 14 november).
Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen verlamming.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen