× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 404  Alexius van Rome

Info afb.

Alexis (of Alexius) van Rome, Italië (ook van Edessa, Mesopotamië; of de Dwaas), Italië; pelgrim & kluizenaar; † 404.

Feest 12 (syrische monofysieten) & 17 maart (oosterse kerk) & 17 juli (westen).

Geschiedenis

Alexius zou pelgrim en asceet geweest zijn in de stad Edessa (Mesopotamië). Vermoedelijk betreft het hier een oosterse kluizenaar, Mar Riscia genaamd, waarvan Alexius een Latijnse verbastering zou zijn.

Zijn levensverhaal berust geheel en al op een oosterse legende, die door Griekse monniken zou zijn meegenomen naar Rome, toen zij daar in de 10e eeuw een voormalige benedictijner abdij betrokken, welke zij toewijdden aan Bonifatius (de oosterse martelaar van Tarsus: † ca 307; feest 14 mei) en Alexius.

[Rge.1989; Rgf.1991]

Legende

Alexius was een zoon van Eufemianus. Dit was een Romeins edelman die een belangrijke plaats innam aan het keizerlijk hof te Rome. Zijn personeel bestond uit drieduizend slaven die stuk voor stuk gekleed gingen in pure zijde met een ceintuur van zuiver goud. Bij dit alles was Eufemianus een beminnelijke man. Elke dag werden er bij hem aan huis drie maaltijden klaargemaakt voor de armen, wezen, weduwen en vreemdelingen. Eufemianus trad zelf op als tafeldienaar. Pas na afloop daarvan, om negen uur, ging hij zelf aan tafel in gezelschap van even goede en godsvruchtige mannen als hij. Zijn vrouw heette Aglaé; zij was het volkomen met zijn handelwijze eens, deelde zijn gevoelens en stond hem terzijde bij alles wat hij deed. Lange tijd zag het er naar uit dat zij geen kinderen zouden krijgen, maar op hun aanhoudend gebed werd hun tenslotte door de hemel een zoon geschonken. Vanaf het moment dat zij hem ontvangen hadden deden zij beiden een gelofte dat zij hun verdere leven de kuisheid zouden bewaren.

Hierin lijken zij dus uitdrukkelijk op de ouders van Jezus en van de weeromstuit lijkt het kind dat geboren zal worden, op Jezus zelf.

Het kind kreeg het beste onderricht wat er te krijgen was. En toen hij in de puberteit gekomen was, werd er voor hem aan het hof van de keizer een mooi jong meisje uitgekozen. Maar vanaf het moment dat hij met zijn bruid alleen was in het slaapvertrek begon hij haar te vertellen dat zij God moest eren. Hij probeerde haar te overtuigen van de waarde van de maagdelijkheid. Hij gaf haar zijn gouden ring en de sjerp die hij om zijn middel droeg met de woorden: "Hier, bewaar deze dingen zolang God het wil. Moge de Heer in ons midden zijn!" De volgende dag verzamelde hij een aantal spulletjes [en vertrok].

[Een ander verhaal vertelt deze episode zo: 'In de huwelijksnacht vertelde hij zijn vrouw - Sabina heette zij - dat hij God beloofd had zijn leven in kuisheid door te brengen. Sabina verheugde zich erover een man getroffen te hebben die zoveel ernst maakte van zijn geloofsovertuiging. Maar Alexius wees vervolgens op de kaarslichtjes die brandden in het bruidsvertrek: "Zie je hoe snel zo'n kaarsje op is? Zo is het ook met ons mensen. We moeten onze levenstijd dus goed besteden door ons voor te bereiden op het eeuwige licht." Hij vroeg haar dus dat zij hem zou laten gaan, zodat hij voortaan het leven van pelgrim en bedelaar kon leiden, want daar ging zijn hart naar uit. Sabina was in tranen. De volgende ochtend aanhoorden zijn ouders met ontzetting wat er was voorgevallen. Sabina zei dat ze het voorbeeld van de tortelduif zou volgen: beroofd van haar partner nam zij nooit een ander.]

Alexis intussen scheepte zich ongezien in op een boot die hem naar Laodicea bracht. Vandaar ging hij naar Edessa in Syrië. Daar werd een doek bewaard waar het gelaat van Christus op wonderbaarlijke wijze was ingeprent. Eenmaal in de stad begon hij al het geld dat hij bij zich had aan de armen te geven, hij hulde zich in lompen en nam plaats temidden van de zwerm bedelaars aan de ingang van de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk. Van de aalmoezen die hij daar ontving besteedde hij het hoognodige voor zichzelf, de rest ging naar de armen van de stad.

Al die tijd verkeerden ze thuis in bedroefde stemming. Zijn vader, Eufemianus, had bedienden naar alle uithoeken van de wereld gestuurd met de opdracht hem te zoeken en naar huis terug te brengen. Zo kwamen er ook een paar van die bedienden in Edessa terecht. Zonder hem te herkennen stopten ze Alexius wat aalmoezen toe, wat ze trouwens bij alle armen deden. Dat gaf Alexius een dankgebed in: "Heb dank, mijn Heer, dat u mij waardig hebt gekeurd een aalmoes te mogen ontvangen van mijn bedienden!" Maar die dienaars kwamen thuis in Rome terug met het bericht dat ze hem nergens hadden kunnen vinden. Vanaf de dag van zijn verdwijning had zijn moeder een zak op de grond van haar slaapvertrek uitgespreid en de belofte gedaan: "Zolang mijn zoon niet terug is, zal ik hem elke nacht bewenen op deze zak." Een Alexius' vrouw had aan haar schoonmoeder gezegd: "Zolang ik niets hoor van mijn lieve man blijf ik als een eenzame tortelduif bij u."

Nadat Alexius de Heer zeventien jaar lang aan de deur van de kerk had gediend, sprak het wonderbeeld van de Heilige Maagd dat zich daar in de kerk bevond tot de kerkbewaarder: "Laat de man Gods binnenkomen, want hem behoort het Rijk der Hemelen en de Geest des Heren rust op hem en zijn gebed stijgt als wierook op tot voor het aangezicht van God." De kerkbewaarder wist niet over wie de Heilige Maagd het had, maar zij voegde eraan toe: "Het is die bedelaar aan de deur van de kerk!" Daarop haastte de kerkbewaarder zich het bevel uit te voeren en hij bracht Alexius naar binnen. Dat maakte veel indruk op de alle anderen.

Maar hij ontvluchtte liever het aanzien bij de mensen en keerde terug naar Laodicea, waar hij een schip vond dat klaarlag om naar Tarsus in Cilicië te vertrekken. Door een bijzondere wilsbeschikking van God werd dit schip echter naar de haven van Rome gedreven. Toen Alexius zich dit realiseerde, zei hij bij zichzelf: "Ik ga zonder me bekend te maken in het huis van mijn vader wonen zonder verder iemand tot last te zijn." Hij kwam zijn vader tegen op het moment dat deze juist het paleis verliet, omstuwd door een menigte bedelaars. Hij ging voor hem staan en zei: "Dienaar Gods. Ik ben een vreemdeling. Geef mij onderdak bij u in huis. Het is mij genoeg, als ik de kruimeltjes van de tafel mag meeëten. Want u heeft toch een familielid ergens ver weg in het buitenland zitten? Nou, die zal daar dan door Gods barmhartigheid net zo worden geholpen als ik hier." Zijn vader moest natuurlijk onmiddellijk aan zijn zoon denken. Dus hij gaf de vreemdeling een kamer bij zich in huis. Hij liet hem meeëten van de spijzen die op zijn eigen tafel werden opgediend. Hij gaf hem zelfs een persoonlijke bediende. Maar hij deed niets anders dan aldoor bidden, waarbij hij zijn lichaam geweld aandeed door vasten en waken. Het huispersoneel maakte zich vrolijk over hem; ze goten zelfs het vuile waswater over hem uit. Hij verdroeg dat alles zonder een klacht.

Zo leefde hij zeventien jaar lang in het huis van zijn eigen vader, zonder herkend te worden. Door de Heilige Geest werd hem de dag van zijn overlijden ingegeven. Toen die naderbij kwam, vroeg hij pen en papier en hij begon zijn levensverhaal op te schrijven.

De zondag daarop klonk er na de mis een stem in de kerk: "Kom tot mij, allen die pijn hebt, en ik zal u troosten." Bij het horen daarvan werd de hele menigte met schrik bevangen en ieder wierp zich neer met het gezicht op de grond. Daarop klonk de stem opnieuw: "Ga de man Gods zoeken en vraag hem voor Rome te bidden." Men ging op zoek, maar vond niemand. Toen zei de stem: "Je moet zoeken in het huis van Eufemianus." Maar toen deze erover gevraagd werd, zei hij dat hij zo iemand als zij zochten, helemaal niet kende.

Daarop begaven zich de keizers Arcadius en Honorius naar zijn huis in gezelschap van de paus, Innocentius.

Arcadius was keizer van 395-408; Honorius van 395-423. Innocentius was paus van 401-417; feest 28 juli. Als het waar is dat deze personen gedrieën aan Alexis' doodsbed verschenen, dan moet dat dus plaats gevonden hebben tussen 401 en 408. In dat geval is Alexis' veronderstelde sterfjaar 404 zeer wel mogelijk.

Toen kwam de bediende van Alexius naar zijn meester toe met de woorden: "Heer, misschien is de man die zij zoeken wel uw vreemdeling. Want niemand is zo geduldig en heilig als hij!" Onmiddellijk snelde Eufemianus naar de kamer van de vreemdeling. Hij trof hem dood aan, met een gezicht dat straalde als dat van een engel. Eufemianus wilde het papier pakken dat hij in zijn handen hield, maar de dode weigerde er afstand van te doen. Nu naderden ook de beide keizers en de paus en ze zeiden tot de dode: "Al zijn wij zondige mensen, wij zijn nu eenmaal belast met het bestuur van het keizerrijk en hij hier staat aan het hoofd van Gods kudde. Daarom verzoeken wij u het papier aan ons te geven. Dan kunnen we lezen wat erop staat." Nu probeerde de paus het papier uit de handen van de dode te nemen en deze liet het onmiddellijk los. Het werd hardop voorgelezen ten aanhoren van allen die op dat moment aanwezig waren; dus ook Eufemianus.

Toen de waarheid tot hem doordrong, was Eufemianus zo wanhopig dat hij het bewustzijn verloor en volkomen instortte. Weer een beetje tot zichzelf gekomen, scheurde hij zijn kleren en schoor zijn hoofd- en baardhaar af. Hij wierp zich op het dode lichaam en riep: "Mijn jongen, waarom heb je me zo'n pijn gedaan? Wat heb je me al die tijd laten kreunen en klagen?" En zijn moeder op haar beurt, met gescheurde kleren en haar haren volkomen in de war, riep: "Laat mij toch door, mensen! Ik wil mijn zoon met eigen ogen zien. De troost van mijn ziel. Ik heb hem immers aan de borst gehad!" Ze stortte zich op het lijk en kreunde: "Maar jongen toch, licht van mijn ogen, waarom heb je ons zo wreed behandeld? Je hebt zelf gezien hoe je vader en ik hebben gehuild en jij, jij hebt het zo gelaten! De slaven zetten je onophoudelijk voor gek en jij maar niks zeggen!" Ze nam het engelengezicht in haar handen en overlaadde het met kussen en ze zei tot de omstanders: "Jullie allemaal hier, huil met mij mee. Zeventien jaar heb ik hem bij mij in huis gehad en al die tijd heb ik niet geweten dat het mijn eigen kind was!"

Ook Alexius' vrouw kwam erbij. Zij had zich geheel in rouwkleren gestoken, ze huilde en riep: "Nou ben ik echt helemaal weduwe! Ik heb niemand meer; niemand meer om van te houden." En bij het horen van al dat bitter verdriet huilden allen die erbij stonden bittere tranen.

De paus en de beide keizers legden het lijk op een rijkversierde draagbaar. Ze voerden hem door de stad en lieten omroepen dat ze de man Gods naar wie iedereen tevergeefs had gezocht, uiteindelijk gevonden hadden. Iedereen kwam aanlopen. De zieken die de het lijk aanraakten, bleken op hetzelfde moment genezen. De blinden herkregen het gezicht. De bezetenen kregen weer de beschikking over hun verstandelijke vermogens. Bij het zien van al die wonderen, wilden de beide keizers en de paus zelf de baar dragen. In de hoop dat ze door het contact met het lijk extra gezegend zouden worden. Ze gaven opdracht goud en zilver onder de menigte uit te delen; met de bedoeling dat de mensen even afgeleid zouden zijn, zodat de dode zijn weg kon vervolgen en veilig en wel de kerk kon bereiken. Maar de menigte had even helemaal geen aandacht voor geld. Zij drong in steeds groter getale op in de hoop het lijk van Alexius even te kunnen aanraken. Met de allergrootste moeite kwam hij tenslotte bij de kerk van Sint Bonifatius aan. Daar richtte men binnen een week een grafmonument voor hem op, van goud gemaakt en versierd met de kostbaarste edelstenen. In dat graf werd Alexius bijgezet. Er kwamen zulke heerlijke geuren uit dat het leek alsof het gevuld was met de geurigste kruiden.

Sint Alexius stierf op 17 juli van het jaar 398.

Boven zagen we dat gezien de jaartallen van de beide keizers en de paus Alexis' sterfjaar gelegen moet hebben tussen 401 en 408.

[LAu.1979]

Verering & Cultuur

Overal in Europa worden Alexius-relieken vereerd, bv in Rome en wel met name in de kerk van Bonifatius en Alexius. Ook bevinden zich er in Praag.

Hij is patroon van de stad Innsbruck alsmede van de bedelaars en vagebonden en van de pelgrims; daarnaast van de zieken en van de koperbewerkers. Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen onweer, bliksem en aardbevingen; tegen besmettelijke ziekten en in het bijzonder de pest.

[S&S.1992]

Hij wordt afgebeeld als bedelaar, met pelgrimsstaf, liggend onder een trap of met een trap dan wel ladder bij zich (hij zou alles bij elkaar 17 jaar lang in zijn ouderlijk huis onder de trap hebben gewoond).

De middeleeuwse kloosterorde der Alexianen was naar hem genoemd. De monniken hielden zich naast hun (teruggetrokken) gebedsleven bezig met het verplegen van zieken en geesteszieken en met het begraven van doden. Dat verklaart waarom Alexius als beschermheer wordt aangeroepen tegen allerhande ziekten. Het moederhuis der Alexianen stond in Aken; zij woonden sinds de 14e eeuw in Keulen, waar zij hem tezamen met Sint Longinus († 1e eeuw; feest 15 maart) als hun patroon vereerden. ook de Hollandse stad Delft bezat tot aan de Reformatie een klooster van de Alexianen; zij werden in de volksmond 'celbroeders' genoemd; vandaar dat tot op de dag van vandaag de straat waar het klooster stond, Cellebroerstraat heet.

In de late middeleeuwen werden trapportalen, loggia's en zelfs trapgevels onder zijn bescherming geplaatst: vooral vrouwenkloosters kenden het gebruik van de Alexius-trappen.

[S&S.1992]


Bronnen
[Adr.19--; Bei.1983; Bri.1953; Gri.1974p:153; HiH.1987p:46; Kib.1990; LAu.1979; Mü l.1860; Rge.1989; Rgf.1991; 07.17; S&S.1992; SHC.1985; Tor.1987» Alexius; TSÉ .1994p:137; Dries van den Akker s.j./2004.01.14]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen