×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Wilhelmus (ook Guilielmus of Gulielmus) van de Monte Vergine (ook van Vercelli), Guglieto bij Nusco, Italië; stichter & abt; † 1142.
Feest 25 juni.
Wilhelmus werd in 1085 te Vercelli in Piemonte geboren. Op 12-jarige leeftijd verloor hij zijn beide ouders. Hij was nog geen veertien, toen hij de wens te kennen gaf een pelgrimstocht van boetvaardigheid te houden naar Jacobus van Compostella. Hij volvoerde deze onderneming blootsvoets en met slechts één kleed bij zich. Eenmaal thuis wilde hij ook naar het Heilig Land gaan om de plaatsen te bezoeken waar Christus had geleefd. Maar - zo zegt de legende - daar kwam niets van, omdat God hem onoverkomelijke hindernissen in de weg legde, zonder overigens te vertellen waarin die hinderissen dan bestonden. Hoe dan ook, hij trok zich terug in de eenzaamheid van een kale berg. Daar passeerde eens een mooi meisje dat haar blinde vader geleidde. Toen de man besefte welke kans hier voor hem lag, begon deze te bidden en te smeken dat de kluizenaar voor hem bij God een goed woordje zou doen, zodat hij zijn gezichtsvermogen terug zou krijgen. Maar onze heilige leerde hem dat wij het lijden soms moeten ondergaan en aanvaarden; daarop gaf hij hem zijn zegen, en de zieke bleek op slag genezen.
Dit werd al gauw overal bekend en van heinde en ver kwamen de mensen naar hem toe. Om de toeloop te ontvluchten besloot hij alsnog naar het Heilige Land te gaan. Nu was het een droom die hem ervan hield. Hij nam zijn toevlucht tot een volkomen afgelegen en eenzame berg, de Vergine (= Maagd) ergens in de buurt van Napels. Tot dan toe hadden alleen beesten daar een onderkomen kunnen vinden. Uit die periode zullen dan ook wel volgende anekdotes stammen.
Wilhelmus nam een voorbeeld aan Johannes de Doper. Hij droeg een haren kleed op het blote lijf; hij at slechts eenmaal per dag, op het moment dat de zon was ondergegaan; en naar het voorbeeld van de oude woestijnvaders en kluizenaars las hij elke dag alle honderdvijftig psalmen.
Niet ver van zijn hut bevond zich de waterput waar hij uit dronk. Maar op zekere dag kwam een beer daar zijn dorst lessen en bevuilde met zijn logge poten de bron, zodat het water de dag erna nog niet te drinken was. Wilhelmus bracht de zaak weer in orde, maar de nacht daarop was het weer hetzelfde liedje. Dit begon de heilige de keel uit te hangen. Nu bleef hij wakker en toen hij de beer hoorde en rook, rende hij op het dier af, schreeuwend: "Maak dat je wegkomt, dom beest. Je maakt mijn bron zó smerig dat ik er niet meer uit drinken kan. Of ben je soms door de duivel naar mij gezonden? Nou, dan kan je aan je meester gaan vertellen dat hij me hier niet wegkrijgt, al kwam je met tien beren. Dus wegwezen!"
Grommend deinsde de beer achteruit en rende schommelend weg. Hij was voorgoed verdwenen.[202]
Ondanks de gestrengheid van zijn boetvaardig leven kreeg hij toch metgezellen, onder wie een zekere Albertus. Twee jaar later al had zich een hele kring van vrome mannen rond hem verzameld. Er waren zelfs priesters bij. Hij leerde hun het Evangelie consquent en zo volmaakt mogelijk na te leven, zoals de heilige Benedictus dat in zijn regel voor monniken zo duidelijk voorschrijft. Aldus ontstonden er meerdere klooster-nederzettingen.
De legende weet nog te vertellen dat Wilhelmus ook in die latere jaren nog eens bezoek kreeg van een beer.
Hij was geen kluizenaar meer in de eenzaamheid; hij stond aan het hoofd van een monnikengemeenschap, ergens aan de voet van de rotsen van Serra Cognati. Ze woonden in aparte cellen die een soort gehuchtje vormden, en de kapel stond in het midden. Ze zagen er niet veel mensen, hooguit een uit de koers geraakte reiziger, een jager of iemand die aan één der priester-monniken raad kwam vragen. Om in leven te blijven hadden ze daar ook een moestuin aangelegd. Alles deed het goed, want de grond was vruchtbaar. Maar in een nacht brak een beer door de omheining heen en vertrapte alle gewassen. Geduldig begonnen de monniken overnieuw, maar weer kwam de beer alles vertrappen. Toen hief Sint Wilhelmus zijn handen ten hemel en riep uit: "Heer, verlos ons van deze beer, als u tenminste wilt dat wij hier blijven om u te dienen." Op hetzelfde moment kwamen er twee vossen uit het bos rennen die de beer verjoegen. Ze hebben hem er nooit meer teruggezien.[202]
Ze schijnen ook nog eens last eghad te hebben van een wolf. Die had de ezel opgevreten, terwijl het dier zo hard nodig was om de bouwmaterialen voor de kerk te dragen. Omdat die bouw gewoon door moest gaan, werd dus de wolf zelf gedwongen de werkzaamheden van de ezel op zich te nemen.[108]
Op zijn graf gebeurden nog lange tijd vele wonderen en genezingen.
Hij wordt afgebeeld als abt, soms met een wolf bij zich. Ook vindt men hem als pelgrim.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen