× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 304  Vitus van Sicilië met Modestus en Crescentia

Info afb.

Vitus (ook Gui, Guy, Veit, Vit of Vith) van Sicilië (ook van Lucanië), Italië; jeugd-martelaar met zijn leermeester Modestus en zijn voedster Crescentia; † ca 304.

Feest  16 mei & 15 juni.

Vitus moet een historisch persoon geweest zijn. Het enige wat wij van hem weten, is dat hij rond het jaar 304 de marteldood stierf. Hij wordt voor het eerst genoemd 'Martyrologium Hieronymianum' (ca 450). Rond 600 ontstond in Lucania de 'Passio Sancti Viti'. Onderstaande legende ontlenen wij aan de Legenda Aurea, geschreven door Jacobus de Voragine († 1298; feest 13 juli).

Legende

Vitus was nog maar een heerlijk kind van twaalf jaar, toen hij op Sicilië de marteldood onderging.

Thuis had zijn vader al de gewoonte hem telkens een pak slaag te geven, als hij weer eens geen goed woord overhad voor de afgoden en dan ook weigerde ze te vereren. Toen de prefect, Valerianus, daarvan hoorde, liet hij het kind voor zich dagvaarden en toen het ook daar weigerde te offeren, liet hij het met roeden geselen. Maar op hetzelfde moment schrompelden de armen van de beulen ineen, als ook de hand van de prefect zelf.

De machteloze of verdorde hand komt meer voor in legendes. Altijd bij degenen die het tegen God opnemen; tegen Gods machtige uitgestrekte arm of hand!

Deze zette het op een schreeuwen: "Wee mij, ik heb mijn rechterhand verspeeld." Waarop Vitus reageerde: "Nou, roep dan uw goden aan, en vraag of ze u kunnen komen genezen." De prefect vroeg hem: "Durf jij dan te beweren dat jíj het zou kunnen?" Vitus antwoordde: "Ja, ik zou het kunnen, dat wil zeggen: in naam van de Heer." Op hetzelfde moment kregen de prefect en zijn beulen op het gebed van de jongen de kracht in hun armen terug. Daarop gebood Valerianus aan diens vader: "Neem hem mee en zorg dat hem niets overkomt."

Eenmaal weer thuis probeerde zijn vader hem tot andere gedachten te brengen door middel van mooie muziek en aantrekkelijke meisjes en allerlei andere plezierige dingen. Op een dag had hij hem in zijn kamer opgesloten, toen er vandaar een verrukkelijke geur scheen te komen. Hij keek om het hoekje en zag zeven engelen om zijn zoon heen staan. Hij riep uit: "De goden zijn naar mijn huis toegekomen!" Onmiddellijk werd hij geslagen met blindheid. Op zijn geschreeuw kwam de hele stad toesnellen; dus ook Valerianus die hem vroeg wat er gebeurd was. "Ik heb vuurgoden aanschouwd en mijn ogen konden er niet tegen." Hij werd naar de tempel van Jupiter gebracht; daar beloofde hij een stier met gouden hoorns te offeren, als hij zijn gezicht terugkreeg.

Ook de blindheid is een verwijzing naar de gelovige dimensie van de gebeurtenissen, zoals trouwens ook in de evangelieverhalen: vader is blind voor de ware aard van wat hij ziet. Hij denkt dat hij zijn eigen goden ziet, en is dus nodig aan genezing toe. Het is mij niet bekend of hier dezelfde woordspeling meeklinkt die in onze taal mogelijk is: vader verliest zijn gezicht!

Maar ondanks deze belofte gebeurde er niets. Daarop smeekte hij zijn zoon hem zijn gezicht terug te geven. Op het gebed van het kind werden zijn ogen weer geopend.

Pas door het gebed van de gelovige kan vader de dingen weer in hun ware proporties zien. Juist als in de evangelieverhalen wordt hier gespeeld met de letterlijke betekenis van de woorden en de geloofsdimensie die ermee wordt aangeduid: de letterlijke blindheid is een verwijzing naar de blindheid voor (de dingen van) God.

Maar zelfs dit wonder had vader niet tot andere gedachten gebracht. Integendeel, hij begon plannen te maken om zijn zoon te doden. Toen verscheen er een engel aan Modestus, de leermeester van het kind. Deze droeg hem op om met het kind scheep te gaan en naar een ander land te varen. Op volle zee kwam een arend hun voedsel brengen. Overal waar zij aanlegden, deden ze alles bij elkaar onnoemelijk veel wonderen.

De arend is in de bijbel soms beeld van Gods zorg voor de mensen. Zo bv. in Exodus 19,04, waar God van zichzelf zegt: "Met eigen ogen hebt u gezien, hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, hoe Ik u op arendsvleugelen heb gedragen..."

In die tijd was de zoon van keizer Diocletianus bezeten van een boze geest. Deze bezwoer dat hij niet van wijken wilde weten, zolang Vitus van Lucanië er niet bij werd gehaald. Men ging dus op zoek naar Vitus. Toen hij uiteindelijk was gevonden, vroeg de keizer aan hem: "Je bent nog maar een kind; en jij zou al de macht hebben om mijn zoon te genezen?"

Op de achtergrond klinkt mee wat Paulus ooit formuleerde: "God zoekt het zwakke uit om het sterke te beschamen" (1 Korinte 01,27). En we herinneren ons Jezus' woorden: "Aan kinderen behoort het Rijk der hemelen. [-] .Wie het Koninkrijk niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan" (Markus 10,14-15). Hoezeer dat voor de jonge Vitus opgaat, blijkt uit het vervolg: juist als Jezus is hij in staat boze geesten te verdrijven en mensen te verlossen van kwade machten.

Waarop Vitus antwoordde: "Ik heb die macht dan ook niet, maar mijn Meester wel." Toen legde hij bij de bezeten kroonprins de handen op, en onmiddellijk sloeg de boze geest op de vlucht. Daarop bezwoer hem Diocletianus: "Jongen, denk toch om jezelf en offer aan de goden: want alleen zo zul je ontkomen aan een afschuwelijke dood." Maar Vitus weigerde, en hij werd prompt in de gevangenis geworpen, samen met Modestus. Maar opeens vielen hun ketenen zomaar van hen af en hun gevangenis straalde van een schitterend licht.

Ook hier worden aan Jezus herinnerd: hoe Hij gevangen werd genomen. Hij had tijdens zijn leven al aangekoningd, dat zijn leerlingen hetzelfde lot zouden moeten ondergaan. De bevrijding uit gevangenschap, doet denken aan die van Petrus (Handelingen 12,06-10) en die van Paulus (Handelingen 16,25-26).

Toen Diocletianus ervan hoorde liet hij hen onderdompelen in kokend teer. Maar het bleek hun allemaal niet te deren. Nu werd er een woedende leeuw op hen losgelaten. Maar het beest raakte onder de indruk van hun geloof en ging braaf aan hun voeten liggen. Tenslotte liet Diocletianus het kind aan een stellage ophangen, tezamen met Modestus en zijn voedster Crescentia die hem tot hiertoe steeds terzijde had gestaan. Maar op datzelfde moment werd het aardedonker; er volgde een aardbeving en een geweldige donderslag; de tempels van de afgoden stortten in en verpletterden in hun val vele heidenen.

Deze tekenen roepen in herinnering hoe de evangelisten iets dergelijks vertellen van Jezus' dood: midden op de dag viel de duisternis in en er volgde een aardbeving, aldus Matteus 27,45-52. De instortende tempel die heidenen verplettert, doet denken aan de tijden van Simson (Rechters 16,23-31). Vergelijk ook de merkwaardige spreuk waar Jezus wordt vergeleken met een hoeksteen: "En wie op deze steen valt, valt te pletter; en op wie hij valt, hem zal hij verbrijzelen" (Matteus 21,44).

De keizer was buiten zichzelf van angst; hij maakte geweldig misbaar: "Wee mij; daar ben ik mij nota bene door een kind overwonnen!"

Nogmaals blijkt, dat God het zwakker uitkiest om het sterke te beschamen. Overigens was koning Herodes al eens tot eenzelfde conclusie gekomen (vgl. Matteus 02,01-18). Ook de schriftgeleerden in de tempel kwamen tot een vergelijkbare conclusie (vgl. Lukas 02,47).

Toen de drie martelaren weer bij hun positieven kwamen, bemerkten ze dat ze zich op de oever van een rivier bevonden. Daar zijn ze na een gebed gestorven. Adelaars bewaakten hun lijken tot een edele vrouwe, Florentia geheten, hen vond en met veel eerbetoon begroef.

[183»06.15]

Verering & Cultuur
Sint Vitus' gebeente zou in 538 naar Lucanië zijn overgebracht. Vandaar dat deze Zuid-Italiaanse streek zo'n belangrijke rol speelt in de legende. Vanaf die tijd neemt zijn verering een grote vlucht. In 756 ontving abt Fulrad voor zijn bewezen diensten aan de paus o.a. Vitus-relieken voor zijn klooster St.-Denis bij Parijs. In 836 schonk diens opvolger Hilduïnus er een groot deel van aan het Saksische klooster Korvey aan de Weser: hij was daar gastvrij onthaald, toen hij als ongwenst abt uit St.-Denis verbannen was; na zijn terugkeer deed hij zijn kostbare schenking. "Vanaf dat moment, zo merkt Widukind op († ca 807; feest 7 januari), begon het geluk van de Franken te dalen en dat van Saksen te stijgen." In 929 zou een arm naar Praag zijn gekomen. Verder gingen er relieken naar Ellwangen (10e eeuw), Halberstadt (992), Bamberg (1012), klooster Hirsau in Zuid-Duitsland (1091), klooster Zwiefalten (1109), klooster Salem (1165) en Herrieden (1358). In 1355 brengt keizer Karel IV Vitus' hoofd over naar de beroemde Sint-Veitsdom boven op het Hradczany in Praag.

In de middeleeuwen wordt hij tot de Veertien Noodhelpers gerekend, die vooral in Zuid-Duitsland tegen de pest werden aangeroepen.

In één van zijn bundels heeft de Nederlandse schrijver Aart van der Leeuw de legende van Sint Veit naverteld.

Patronaten
In België is Sint Vitus patroon van de naar hem genoemde plaats Sankt Vith (Saint-Vith, prov. Luik), ontstaan uit het gelijknamige klooster.

In Duitsland is Sint Vitus patroon van Saksen en Neder-Saksen, van het eiland Rügen en van de steden Ellwangen, Höxter, Korvey, Krems, Mitraching, Mönchengladbach, Sankt Veit an der Glan, . Bekend is ook het aan hem gewijde klooster te Hoch-Elten. Hij geldt ook als patroon van de Saksische keizers.

In Italië van het eiland Sicilië.

In Nederland van de stad Hilversum. Daarnaast zijn (of waren) er in Nederland Vituskerken o.a. in Avereest, Blaricum, Blauwhuis, Bussum, Dedemsvaart, Hilversum, Huizen, Leeuwarden (de beroemde scheve Oldenhove), Naarden, Oldeberkoop, Sensmeer, Stiens, Well, Wetzens, Wijns en Winschoten (hier staat hij zelfs in het stadswapen).

Opvallend in deze opsomming is de prominente plaats die 't Gooi hierbij inneemt. De verklaring is dat Het Gooi vanaf ongeveer 900 gedurende de Middeleeuwen deel uitmaakte van het grondbezit van het klooster te Hoch-Elten. In die tijd werden de kerken van de Gooise dorpen gesticht en aan Hoch-Eltens patroon Sint Vitus toegewijd.

In Polen van de voormalige Duitse deelstaat Pommeren.

Sint Vitus is patroon van Tsjechië; daarbinnen van de landstreek Bohemen en de stad Praag.

Hij is patroon van jeugd en jongeren; zijn voorspraak wordt ingeroepen voor het bewaren van de kuisheid (legende).

De andere patronaten zouden we grofweg kunnen onderverdelen in drie categorieën: ten eerste die te maken hebben met zijn legende; vervolgens die te maken hebben met vruchtbaarheid, oogst en alles wat daarmee te maken heeft; immers zijn feestdag, 15 juni, werd in de middeleeuwen beschouwd als de langste dag van het jaar (zonnewende); en tenslotte die te maken hebben met de manier waarop hij werd afgebeeld.

1. Zo is hij patroon van apothekers (vanwege de vele genezingen die hij volgens de legende verrichtte); van kreupelen, lammen, doven, doofstommen en blinden en van bedelaars.

Vitus' voorspraak wordt ingeroepen tegen bezetenheid, vallende ziekte, epilepsie, hysterie, hondsdolheid, honden- en slangenbeten, (ziekelijke) langslaperij en verslapen, Sint-Vitusdans (chorea minor), zenuwziekten, toevallen, stuipen, krampen, spastische aandoeningen, opvliegendheid, oogziekten en slechthorendheid en onvruchtbaarheid. Al deze verschijnselen hebben te maken met plotselinge oncontroleerbare spier- of zenuwsamentrekkingen. Sint-Vitusdans kwam in de 13e en 14e eeuw veel voor bij ondervoede mensen. Het was een vorm van bezetenheid. Zie hieronder.

2. Vervolgens is hij patroon berglieden en daarom ook van mijnwerkers; van wijnbouwers, druivenplukkers, herbergiers en van gehuwden en gezinnen; van huisdieren: vooral honden en gevogelte, zoals hanen, kippen en pluimvee; ook is patroon van bronnen.

Zijn voorspraak wordt dan ook ingeroepen bij het zaaien en bij de oogst (zonnewende!): tegen onweer, bliksem, brandgevaar (ook vanwege de 'vuurgoden' = engelen in zijn legende?) en tegen onvruchtbaarheid.

Daarnaast is hij patroon van dansers, toneelspelers, acteurs, acrobaten, goochelaars, komieken en cabaretiers (vanwege de Sint-Vitusdans: zie hieronder).

3. En tenslotte is hij patroon van koperslagers, koper- en ketelsmeden, ketellappers, bierbrouwers (vanwege de ketel waarin hij volgens de legende gemarteld werd), biertappers, caféhouders en waarden.

Zo wordt zijn voorspraak ook ingeroepen tegen bedwateren (wellicht vanwege het keteltje dat hij op afbeeldingen soms bij zich heeft en op een pispotje lijkt).

Sint-Vitusdans

Dit verschijnsel gaat waarschijnlijk terug op de oude germaanse elfendans. In de mythologie was dat een onweerstaanbare melodie, die door elfen ten gehore werd gebracht. Als een mens ze opving, kon hij niet meer ophouden met dansen, tenzij de melodie achterstevoren werd gespeeld of iemand de snaren van het instrument deed springen. Deze dans speelde natuurlijk vooral een rol met de midzomernachtsfeesten.

Toen gedurende de vroege middeleeuwen Europa onder invloed van het christendom raakte, werden dergelijke oude gebruiken gekerstend en opgenomen in de christelijke cultuuur.

Midzomernacht viel samen met het Sint-Vitusfeest. Uit de latere middeleeuwen (13e en 14e eeuw) is het verschijnsel bekend van de ziekte, die met Sint-Vitusdans wordt aangeduid. Deze ziekte kwam veel voor bij ondervoede mensen. Het was een vorm van bezetenheid. Tijdens de midzomernachtsfeesten bléven sommige mensen in de dans: ze konden niet meer ophouden, door zenuwzwakte en ondervoeding. Arme kermisklanten en toneelspelers waren dan ook bang om deze aandoening op te lopen. Sommigen zeggen dat Vitus de patroon was van deze 'dans', omdat men engelen met hem had zien dansen. Veeleer zijn wij geneigd te veronderstellen dat het hier eigenlijk gaat om midzomergebruiken en dat we hier te maken hebben met een mengvorm van oude germaanse en christelijke cultuur.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als knaapje of jongeman met lang, vaak krullend haar. Tot ongeveer 1400 had hij als attributen slechts de palmtak (symbool voor martelaars die - vanuit christelijk oogpunt de goede strijd gestreden hebben en de overwinning hebben behaald) en het zwaard (martelwerktuig), eventueel aangevuld met een boek (vanwege zijn standvastigheid in het geloof).

Sinds de middeleeuwen is hij vaak gehuld in een lang, voornaam gewaad en draagt vaak een hoed, capuchon of baret. In een hermelijnen mantel met kroon of andere vorstelijke hoofdbedekking afgebeeld als schutspatroon van het Saksische en Boheemse koningshuis en/of rijksappel (als patroon van Tsjechië); met raaf of adelaar (vanwege hun aandeel in de legende). Ook wel met leeuw en/of wolf (vanwege zijn marteling: wilde dieren weigerden hem te verscheuren). Vaak zit hij in een grote ketel, soms heeft hij een klein keteltje in de hand (verwijst naar zijn martelingen). Men vindt ook wel brood, knuppel en/of haan (symbool voor waakzaamheid: Sint Vitus wordt immers aangeroepen tegen verslapen en ziekelijke langslaperij!; ook wordt de haan in verband gebracht met de midzomergebruiken: de haan werd als offer gebracht I.v.m. vruchtbaarheid van het zaaigoed; dat gaat terug op het voor-christelijk gebruik om met de zonnewende een haan te offeren aan de Slavische lichtgod Svantevit: verbastering van Santevit = Sint Vitus?).

In de Vituskerk in het Zuid-Duitse Mitraching bevindt zich een serie panelen waarop achtereenvolgens staat afgebeeld, hoe Vitus wordt gedoopt, hoe hij voor het gerecht staat, hoe hij voor de prefect rijkdom afzweert, hoe hij wordt uitgezonden naar Lucanië, hoe hij voor keizer Diocletianus verschijnt, hoe deze hem in de kokende ketel stopt en hoe hij wordt verscheurd.

[103; 107; 108; 132; 215; 500]

Dit alles wordt weerspiegeld of samengevat in gebedjes en in de weerspreuken van 15 juni:

'Als het regent op Sint Veith,
dan regent het zes weken in één tijd.' [213]

'Heiliger Sankt Veith
weck mich bei Zeit
weck mich zur Stund
wann mir's Pissen ankummt '  [131]
[Heilige Sint Veit,
wek me op tijd
wek me terstond
als mijn plas eraan komt.]
(vgl. patroon tegen bedplassen)

'If St. Vitus's Day be rainy weather,
it will rain for thirty days together.' [213]
[Met Sint Vitus regenweer,
regent het dertig dagen méér].

'La pluie à la Saint-Vite
un bon an donnera
Mais l'orge en souffira.' [282]
[Regen met Sint Veit:
geeft een goed jaar geheid.
terwijl het graan eronder lijdt].

'Nach Sankt Veit, ändert sich die Zeit,
alles geht auf die andere Seit.' [213]
[Na Sint Veit verandert de tijd:
wat alles de andere kant op leidt]
(slaat op zonnwende)

'O hilige Suente Vit
Du weest, het is je tid,
Geef mi doch einen Man
tegen Suente Jan,
Di mi die tid verdriven kann,
Di mi nigen sleit
Nog te biere geit.' [Vrankrijker]
[O heilige Sint Veit:
u weet: het is uw tijd.
Dus geef mij toch een man
zo tegen Sinte Jan (= 24 juni: Jan de Doper)
die mij de tijd verdrijven kan
en die mij nooit niet slaat
en niet uit drinken gaat.']

'Sankt Veit hat längsten Tag,
die H. Lucia machts mit der Nacht im nach.'[213]
[Sint Vitus heeft de langste dag,
Lucia (13 dec.) doet hem na met de nacht.]


'Zorgt wel voor de kinderwiegen
Sint-Vitus brengt met hem de vliegen.' [131; 213]

Bij Vrankrijker vonden we nog twee Vitusliederen (pp.62-62):

LIED VAN ST. VITUS
St. Vitus, jong vervolgd, veracht,
om zijn geloof dat hem bezielde.
Met geestdrift en genadekracht
die zwijgend voor zijn beulen knielde
en stand hield tegen overmacht
van zonde, afgunst, bitterheid;
zijn beeld schenkt ons standvastigheid.
St. Vitus die eerbiedig, trouw
de vader liefhad die hem kwelde
en die hem smeekte om berouw,
hoe ook zijn valsheid hem ontstelde,
die hem blijmoedig dienen zou
na felle pijn en blinde nijd;
Zijn beeld schenkt ons gehoorzaamheid.
St. Vitus blij en onversaagd,
die leeuwen door zijn liefde temde
en door het vuur vergeefs belaagd
gemarteld vast het kruis omklemde,
die Gods verheven teken draagt
van door gebed gewonnen strijd;
zijn voorspraak schenkt ons zaligheid.
Tekst: Gabriël Smit / Muziek: J. Kaarsgaren pr.

ST. VITUSLIED
Heil'ge Vitus, bloedgetuige
En getrouwe schutspatroon,
Laat ons thans de knieën buigen
Rond de U gewijde troon.
Vitus, die ons rampen weert,
Worde met ons lied geëerd.
Heil'ge Vitus, vroom en vrô,
Met een glimlach vuur trotserend
Help uw kinderen, laf en blô,
't Helse vuur steeds van hen werend.
Die ons lachend lijden leert,
Vitus, zijt met zang vereerd.
Heil'ge Vitus, martelaar
En beschermer onzer kerken,
Die ons bijstaat in gevaar,
Blijf ons heil bij God bewerken.
Voor uw beulen onverveerd,
Vitus, zijt met lied geëeerd.
Tekst: Toon Rammelt / Muziek: J. de Groot pr.


Bronnen
[000»gem.wapen:Winschoten; 000»Gonthilda; 000»jrb; 000»posters:03:032(Vitus gekookt in olie door Dioclet);
101; 101a; 102; 109p:368(vig); 111; 122; 126p:15-21; 127»Guy; 132; 141; 149/2.466; 181p:125; 200/1»06.15;
234p:101; 237; 282a:57(weerspr).151; 288; 293p:112; 300p:250.390; 305p:48(in pot); 333p:151.153;
Dr A.C.J. De Vrankrijker 'Sint Vitus' Bussum, Paul Brand 1955; Dries van den Akker s.j./2010.08.22]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen