×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Agobard (ook Agobo of Aguebaud) van Lyon, Frankrijk; aartsbisschop; † 840.
Feest 6 juni.
Agobard moet rond 769 geboren zijn. De bronnen zijn het niet eens over zijn afkomst. Volgens sommigen was hij van Frankische afkomst; anderen beweren, dat hij uit Spanje kwam en vandaar naar Zuid-Frankrijk vluchtte tijdens de invallen van de Saracenen. Omdat hij een opvallend deugdzaam leidde, benoemde aartsbisschop Leidrad van Lyon hem in 813 tot zijn hulpbisschop met recht van opvolging. Dat was niet zonder slag of stoot gegaan, want het verschijnsel van hulpbisschop was in die tijd nog nauwelijks bekend. Bovendien had een bisschop niet het recht zelf zijn opvolger te benoemen; dat kwam toe aan de koning - op dat moment was dat Lodewijk de Vrome (778-840) - in samenspraak met de bisschoppenvergadering. Uiteindelijk ging men toch akkoord, waarschijnlijk overtuigd - aldus een levensbeschrijving van de bisschop - door de deugdzaamheid van Agobard zelf. Leidrad trok zich terug in een klooster te Soissons waar hij zijn laatste levensjaren sleet.
Een van de eerste kwesties waarmee Agobard zich geconfronteerd zag, betrof de zaak van Felix van Urgel. Hij was in 794 op verzoek van het concilie van Frankfurt door Karel de Grote uit zijn bisschopsambt ontheven en naar de stad Lyon verbannen, omdat hij theorieën verkondigde die sterk leken op de ketterij van het Nestorianisme.
Felix was op de bisschoppenvergaderingen van Narbonne in 781 en Regensburg in 792 gemaand zijn ideeën bij te stellen. Dat had hij inderdaad beloofd aan Paus Hadrianus († 795), maar in feite was er niets veranderd. Daarop hadden de concilies van Frankfurt in 794, Urgel in 799 en Aken in hetzelfde jaar hun veroordeling herhaald en verscherpt, maar Felix bond niet in. Nu probeerde Agobard hem in persoonlijke gesprekken tot andere gedachten te brengen. Felix zei dat hij zijn dwaling inzag, maar toen hij in 818 stierf, aldus Agobard zelf in zijn verhandeling over deze theologische kwestie, was er in zijn opstelling nog altijd niets veranderd.
Het meeste had Agobard te stellen met de joden. Hij schreef er een verhandeling over onder de titel 'De onbeschaamdheid van de joden' (De Insolentia Judaeorum); daarnaast zijn er een aantal van zijn brieven bewaard over deze kwestie aan koning Lodewijk, aan aartsbisschop Nibridius van Narbonne, de abten Adelard van Corbie († 826; feest 2 januari) en Hildwin van St-Denis en aan hertog Manfred van Orléans.
Deze documenten geven een inkijkje in het aanvoelen en de redenering van de toenmalige christenen. De cultuur van het christendom begon juist vaste voet te krijgen in het voormalige rijk van Karel de Grote. In de overtuiging van de wereldlijke en geestelijke machthebbers was het de enig ware godsdienst. Afwijkende meningen en gebruiken waren ketters, bedreigden de door God bedoelde eenheid en moesten dus ter liefde Gods bestreden worden.
Uit Agobard's geschriften blijkt, dat de christengelovigen van die tijd de joden met hun afwijkende gebruiken een bedreiging vonden voor de christelijke cultuur. Zij werkten op zondag, de dag des Heren, terwijl zaterdag de gebruikelijke marktdag was (!); zij troonden christenen mee naar hun bijeenkomsten in de synagoge op de sabbat en er waren al christenen die hun prediking veel boeiender vonden dan die van hun eigen voorgangers; zij boden tijdens de heilige vastentijd vlees aan op de markt en de dieren die niet goed genoeg waren voor eigen consumptie, werden onder de naam 'christenbeesten' op de markt gebracht. Door dit alles was het voor gelovigen in de afgelegen dorpen praktisch onmogelijk op zondag naar de kerk te gaan. En als klap op de vuurpijl beschuldigde Agobard de joden ervan christenen als slaven te verkopen aan de Moren in Spanje. Hij maakt melding van het feit, dat kinderen werden gekidnapt met het doel ze als slaaf te kunnen verkopen aan Muselmannen. Dat heeft hij althans opgetekend uit de mond van volwassenen die zeiden na veertig jaar eindelijk ontsnapt te zijn aan hun slavernij en die hem hadden gevraagd te helpen bij het terugvinden van hun familie. Dat bracht de heilige bisschop ertoe in zijn geschriften aan te tonen, dat de joden in hun eigen Heilige Boeken reeds door God veroordeeld worden, en dat goede christenen zich met hand en tand tegen deze opdringende 'schaamteloosheden' moeten verzetten.
Hiermee haalde Agobard zich veel onheil en vervolging op de hals. De joden hadden de hulp ingeroepen van koninklijke beambten die op plaatselijk niveau moesten toezien op de naleving van de wetten, die de koning uitvaardigde. Een van die zaakgelastigden, Everhard, bezorgde een brief van koning Lodewijk aan Agobard, waarin stond dat hij op moest houden tegen de joden te fulmineren; vervolgens overhandigde diezelfde gezant een brief aan de burgemeester van Lyon met de opdracht, dat deze de bisschop kort moest houden. Hoewel de brieven voorzien waren van de koninklijke zegels, kon Agobard eenvoudig niet geloven, dat ze echt waren gezien de christelijke levensovertuiging van de koning. Dit wekte de woede van de joden. Uiteindelijk werd Agobard meegedeeld dat hij de gunst van de koning had verspeeld en in ongenade was gevallen. Daarop begonnen christenen de stad te ontvluchten, anderen doken onder en weer anderen werden opgepakt en gevangen gezet. En de joden riepen, dat ze gelijk hadden en beter waren dan de christenen en dat ze blij waren dat de koning dat eindelijk nu zelf ook inzag...
Agobard stond machteloos. Ook tijdens een bisschoppenvergadering aan het hof was hij niet in staat zijn zaak aan de koning voor te leggen. Sterker nog, de koning suggereerde hem dat hij beter af kon treden. In een brief richtte de aartsbisschop zich tot invloedrijke mensen uit de omgeving van de koning, zoals abt Adelhard van Corbie, en diens broer Wala († 836; feest 31 augustus); daarnaast riep hij de hulp in van abt Hildwin van St-Denis, de toenmalige aartskapelaan aan het hof, en van de abt van klooster St-Riquier. Daarin drong hij erop aan, dat de koning zich hield aan de wetten van zijn voorgangers, waarin stond dat ieder vrij was het doopsel aan te nemen, ook slaven van joden, en dat christengelovigen te allen tijde het recht hadden zichzelf vrij te kopen. Voorzover wij weten is Lodewijk in deze kwestie echter nooit op zijn besluiten ten gunste van de joden teruggekomen.
Naast deze pijnlijke kwesties moest Agobard ook het hoofd bieden aan de invloed van magiërs, die zeiden dat zij het noodweer veroorzaakten waardoor het land geteisterd werd, en dat de builenpest die er heerste eveneens veroorzaakt was door hun invloed. Toen hem door Nibridius' opvolger bisschop Bartholomeus van Narbonne, gevraagd werd hoe hij daar tegenover moest staan, antwoordde Agobard dat deze verschijnselen niet van God of van de boze geesten kwamen, maar een natuurlijke oorzaak hadden. Hooguit kon je zeggen, dat God zich hiervan bediende om rechtvaardigen te toetsen en onrechtvaardigen te straffen.
Bijzonder fel was hij in zijn verzet tegen zogeheten godsoordelen, die met de wapenen werden beslecht. Wie de ander doodde en overwon had daarmee aangetoond God aan zijn kant te hebben, zo was de redenering. Maar Agobard weigerde te geloven, dat God wapens nodig had om zijn gelijk te bewijzen. God wilde vrede en eenheid onder de christenen. Stond er niet in de psalm: 'Jaagt de volkeren uiteen die oorlog willen'? Bovendien kwam het uiteindelijke oordeel niet aan de mens toe, maar aan God.
In de jaren daarna raakte hij ook verwikkeld in de politieke troebelen, die het gevolg waren van het feit, dat Lodewijk in 817 zijn rijk onder zijn drie zoons verdeeld had. Dat bracht veel onderlinge strijd met zich mee, vooral toen er nog een vierde zoon geboren werd uit een tweede huwelijk en ook deze zoon een deel moest krijgen van de erfenis. Oorlogen braken uit, mensen moesten vluchten; met de overwinning of de nederlaag van de vorst die men aanhing wisselde ook de politieke situatie en het welzijn van zijn aanhangers. Zo gebeurde het dat Agobard zich in de vroege jaren 30 van de 9e eeuw genoodzaakt zag te vluchten tezamen met zijn collega Sint Bernardus (of Barnard) van de naburige stad Vienne († 842; feest 23 januari). Pas na herhaalde oproepen van hun collega's om naar hun kudde terug te keren, namen zij hun taak weer op zich. Dat is misschien de enige fout, aldus een levensbeschrijver van Agobard, die hem te verwijten valt.
Het schijnt dat koning Lodewijk en Agobard zich tegen het einde van hun leven met elkaar hebben verzoend. In ieder geval was Agobard bezig in opdracht van de koning orde op zaken te stellen in Aquitanië, toen hij op 6 juni 840 in de plaats Saintes door de dood werd overvallen.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen