×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Nennoc (ook Candida, Candide, Guengu, Guenguste, Guengustl, Guengustle, Nannek, Nennek, Nennocha, Nennok, Nennoka, Nennoque, Ninnoc, Ninnoca, Ninnok, Ninoc, Ninoca, Ninog, Nioc, Nonnek, Nonnik, Vengu of Wencu) van Ploemeur, Bretagne, Frankrijk; abdis; † ca 467 (of 486?).
Feest 3 & 4 juni.
Haar levensbeschrijving werd in de 12e eeuw op schrift gesteld door een monnik van de abdij van Quimperlé, Gurheden geheten. Hij zegt zich te baseren op documenten die vlak na haar dood zouden zijn samengesteld. Dom. Lobineau hecht er weinig waarde aan. Maar anderen menen dat zij niets onredelijks bevatten. Largillière laat er geen spaan van heel, en meent zelfs dat Nennoc eigenlijk de naam was van een mannelijke heilige, die in de vroege middeleeuwen vanuit Wales naar Bretagne overstak en in de buurt van Ploemeur een klooster stichtte. Later zou het klooster zijn omgevormd tot een vrouwenklooster; om de status ervan te verhogen bedacht men een legendarische levensbeschrijving van de stichter Sint Nennoc, die voor de gelegenheid werd veranderd in een vrouw..., aldus Largillière. De Engelse hagiograaf Farmer, die zich op strikt historisch betrouwbaar materiaal baseert, noemt Nennocs legendarische Levensbeschrijving 'waardeloos'.
Hoe dat zij, volgens die levensbeschrijving werd zij rond 403 geboren als een van de legendarische vierentwintig kinderen van de Welshe vorst Brychan (ook Brechan of Brochan: † ca 500; feest 6 april) van Brecknock, en vorstin Meneduc of Meneduk, die soms wordt aangeduid met de naam Dinam wat in het Bretons 'onbevlekt' betekent.
Brychan van Wales (ook van Brecknock), Groot-Brittannië; koning; † ca 500(?); feest 6 april.
Volgens de legende was hij koning van Wales. Sommige tradities menen dat hij twaalf kinderen had, die allen als heiligen worden vereerd: Cein (ook Keyne), Cerddych (ook Gwenedydd), Dwyn, Caean, Dyfnan (feest 24 april), Hychan, Cynbryd (ook Cymryd of Cyvryd), Cynfran, Dwynwen (feest 25 januari), Edwen (feest 6 november), Tudwen en Gwenrhiw.
Anderen menen dat het er zelfs vierentwintig waren. Van hen was alleen Gladys (feest 29 maart) gehuwd. Daarnaast waren er nog: Almedha van Brecon (feest 1 augustus), Blanca van Talgarth, Cadoc van Wales (volgens andere tradities een kind van Gundleus en Gladys), Clether van Cornwall, Enoder van Wales, Enodoch van Wales, Mélarie en Nennock van Ploemeur († 467; feest 4 juni).
Volgens andere tradities waren de personen uit de tweede groep niet kinderen, maar kleinkinderen van Brychan.
Ook van de heilige Morwenna († 5e eeuw; feest 8 juli) wordt gezegd dat zij een dochter was van Sint Brychan. Maar of zij tot de eerste of de tweede groep behoorde, is niet duidelijk.
Zij zou gedoopt zijn door Sint Columkil van Iona. Maar dat lijkt onwaarschijnlijk gegeven het feit dat hij pas in 597 sterft (feest 9 juni). Een andere bron drukt zich voorzichtiger uit: 'Ninnoc werd gedoopt door een heilige religieus, op wie Brychan bijzonder gesteld was. Hij was met het oog op de aanstaande geboorte op bezoek gekomen. Aan hem vroeg de vorst dus of hij zijn kind meteen wilde dopen.'
Over haar peetouders zijn de bronnen het nagenoeg eens: zij heetten Gurkentelu, bijgenaamd Ilfin, en Gwenargent. Zij namen de opvoeding van het kind voor hun rekening tot op haar veertiende. Zij groeide op als een mooi meisje, maar weerstond aan elk huwelijksaanzoek. Net als praktisch al haar broers en zussen wilde zij een religieus leven leiden.
Het was Sint Germanus van Auxerre die haar tijdens zijn tweede visitatie aan dat gebied overhaalde hem te volgen naar het vasteland en daar een religieuze vestiging te beginnen († 448; feest 31 juli).
Zijn eerste visitatiereis - tesamen met bisschop Lupus van Troyes († ca 479; feest 29 juli) - vond plaats in 429. Paus Coelestinus I († 432; feest 6 april) had hem verzocht om er de ketterij van het Pelagianisme uit te roeien.
Het was een groot gezelschap dat rond het jaar 448 de zee overstak: haar ouders waren mee, evenals haar peetouders, vier bisschoppen en een groot aantal monniken en leken. Ze gingen aan land aan de zuidkant van Bretagne, ergens tussen de monding van de Scorff en het huidige Le Pouldu; de plek zou bekend worden onder de naam Poulilfin (= 'moeras van Ilfin', genoemd naar haar peetvader. Een gedeelte van het gezelschap stak over naar het eiland Grois om daar onder leiding van Nennocs peetouders een klooster te beginnen. De plek waar zij geland waren, behoorde op dat moment toe aan landsheer Erech (ook Gueroch), die later zijn vader Audren als koning van heel Bretagne zou opvolgen. Hij was het die de heilige vrouw (in 456?) een stuk land toewees waar zij haar kloostervestiging kon stichten; het lag op de plek van het huidige Ploemeur.
Volgens Garaby was dat het eerste vrouwenklooster waarvan sprake is in 'De Geschiedenis van Bretagne', ja zelfs in heel Frankrijk.
Legende
De legende vertelt dat koning Erech eens tijdens de jacht achter een prachtig hert aanzat. In zijn doodsnood zocht het dier zijn toevlucht in de kerkhut van de abdij. De honden waagden het niet naar binnen te gaan en bleven woedend buiten voor de deur van het heiligdommetje staan blaffen. De vorst was diep onder de indruk van het tafereel. Hij verbleef zeven dagen in haar nabijheid, overlaadde de heilige vrouw met geschenken en beval zich aan in haar gebeden.
Overigens wordt een dergelijke legende van meerdere heiligen verteld: bv. Guenael van Landevennec; de beroemdste is die van Sint Aegidius (ook Gilles: † ca 723; feest 1 september).
Blijkbaar beschikte de levensbeschrijver over een Acte, gedateerd in 458, waarin koning Erech grote dotaties deed aan het klooster; hij had er kerk- en wereldlijke vorsten voor bij elkaar geroepen om er getuige van te zijn.
Meestal waren dergelijke documenten vervalsingen uit later tijd, bedoeld om het klooster meer aanzien te geven of om de bezittingen ervan veilig te stellen voor grijpgrage vorsten.
Volgens haar levensbeschrijver moet Nennoc gestorven zijn rond het 467; Dom. Lobineau houdt het op 486.
Later zou Sint Enora († 512?; feest 6 november), de vrouw van Sint Efflam, zich in dit klooster terugtrekken: 'Toen zij oud werd, ging zij naar het klooster van Nennoc te Lanninok of Lanennec in de buurt van Lorient om er haar leven te beëindigen.'
Verering & Cultuur
Van Ninnocs klooster rest thans alleen nog een gehucht met de naam Lannénec, vlak ten zuiden van Ploemeur; alsmede het nabijgelegen Étang de Lannénec; het is de deels verzande Poul-Ilfin. Tot aan de Franse Revolutie heeft er in Lannénec een kapelletje gestaan dat aan haar was toegewijd en waar haar relieken werden bewaard. De bronnen spreken geregeld over ruïnes en steenklompen die nog lang hebben herinnerd aan de abdij, maar intussen geheel verdwenen zijn.
Volgens het Dictionnaire des Saints wordt in Lannénec nog wel de boot bewaard waarmee zij de zee zou zijn overgestoken. Het is een stenen bak, van buiten rond en van binnen ovaal, geheten 'er bag en new' (= 'de boot van Nen'); soms ziet men er haar sarcofaag in. Bij ons bezoek aan die plek in 2006 werd ons door de voorzitster van de plaatselijke historische vereniging meegedeeld dat het ding intussen gestolen is.
De parochiekerk van Crozon (Finistère) beweert nog relieken van haar te bezitten.
Haar naam begint met de klank 'Guen' (= 'wit' in het keltisch). In het Latijn wordt dat Candida. De parochiekerken van Tourc'h en Scaër zijn toegewijd aan een heilige Candida; men meent dat het hier om Sint Nennoc gaat.
Patronaten
Zij is patrones van de parochiekerk van Ploemeur, en natuurlijk van het naar haar genoemde Saint-Nenec (Morbihan). In Scaër heeft zij ook een heilige bron. Zo zou zij ook de patrones zijn van Locunduff (= Loc-Gwenguff).
Vroeger zetten moeders met kleine kinderen die achter blijven met lopen, hun kind in het stenen bootje waarmee Sint-Nennoc gekomen was, in de hoop dat ze ter plekke genezen. Intussen is echter deze herinnering aan de heilige spoorloos verdwenen… Sint Nennocs voorspraak wordt ook ingeroepen voor allerlei andere kinderziekten.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen