× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 337  Constantinus de Grote

Info afb.

Constantinus (ook Constantijn) de Grote, Constantinopel, Klein-Azië; romeins keizer; † 337.

Feest 21 mei.

Constantijn was de enige zoon van keizerin-moeder Helena en keizer Chlorus. Deze laatste had nog wel kinderen bij andere vrouwen. Alvorens de troon te kunnen bestijgen moest Constantijn twee grote veldslagen leveren. De eerste tegen Maxentius, een Romeins tiran; de tweede tegen Licinius in de buurt van Byzantium.

De slag tegen Maxentius is het beroemdste. Hoewel hij in 311 al het edict van keizer Galerius had mede ondertekend waarin de christelijke godsdienst werd getolereerd, was hijzelf aanhanger gebleven van de zonnegodsdienst. Aan de vooravond van de slag met Maxentius echter zou hem een kruisteken aan de hemel zijn verschenen, met het bijschrift "In Hoc Signo...": dat betekent: "In dit teken (zul je overwinnen)." Constantijn beloofde op dat moment plechtig, dat hij zijn verdere leven de christelijke godsdienst zou zijn toegedaan, wanneer hij morgen de slag tegen Maxentius zou winnen. Hij won de slag die bekend is geworden als de Slag bij de Milvische Brug.

Maxentius verdronk in de Tiber, en de weg naar de troon lag voor hem open.

Constantijn vaardigde onmiddellijk het beroemde edict van Milaan uit (313). Daarin stond niet alleen, dat het christendom voortaan in het Romeinse Rijk de officiële status van erkende godsdienst mocht voeren, maar ook, dat het van nu af aan in het gehele Rijk een voorkeursbehandeling zou genieten. 

Nadat hij Byzantium had veroverd op Licinius, maakte hij er een prachtige nieuwe stad van, die hij naar zichzelf noemde: Constantinopel, oftewel Konstantijn-stad.

Er bestaat nog een heel andere legende over Constantijns bekering tot Christus.

Legende:
[naar JACOBUS de Voragine 'Legenda Aurea' onder Sint Silvester].

Constantijn begon de christenen te vervolgen. Silvester, de toenmalige bisschop van Rome, verliet daarop de stad en trok zich met zijn geestelijken terug in de bergen rondom. Intussen werd Constantijn gestraft voor zijn christenvervolging: hij werd aangetast door een ongeneeslijke melaatsheid. De afgodspriesters rieden hem aan drieduizend kindertjes aan de stadspoort de keel te laten afsnijden om een geneeskrachtig bad te kunnen nemen in hun nog warme bloed. Maar eenmaal aangekomen op de plaats waar ze die kindertjes bijeen hadden gedreven, zag Constantijn hoe hun moeders onder hartverscheurende kreten en met losgeknoopte haren naar hem toe kwamen rennen. Ook hijzelf kon zijn tranen niet bedwingen. Hij liet zijn wagen stilhouden en rechtop staande sprak hij: "Allen hier tegenwoordig, stadhouders, commissarissen en alle anderen, luistert naar mij! Het romeinse volk dankt zijn waardigheid aan het mededogen dat ons altijd eigen is geweest. Het is dan ook vanuit dat mededogen dat we destijds in wetten hebben laten vastleggen dat eenieder die een kind doodde, al was het zelfs in de oorlog, de doodstraf verdiende. Wat voor een gruwel zou het dan niet zijn, als wijzelf zouden gaan doen, wat wij nota bene aan onze vijanden nog verbieden? Waar zou het nog goed voor zijn dat wij de barbaren overwinnen, als wij ons zouden laten overwinnen door de barbarij? Dus ook nu moet het mededogen overwinnen. Ik kan beter sterven en het leven van deze onschuldige trullen sparen, dan mijn eigen leven redden dat dan voorgoed aangetast zou zijn niet door ziekte maar door wreedheid!" Hij gelastte dus dat de kinderen aan hun moeders moesten worden teruggegeven met kadootjes voor elk erbij. Met als gevolg dat die moeders, die van wanhoop huilend gekomen waren, van blijdschap huilend weer naar huis gingen.

Intussen sloot de keizer zich op in zijn paleis, klaar om aan zijn kwaal te sterven. Maar in de daarop volgende nacht verschenen hem de heilige Petrus en Paulus; zij spraken: "Omdat u geweigerd hebt om onschuldig bloed te vergieten, heeft onze Heer Jezus Christus ons naar u toegezonden om u te doen genezen. Laat Silvester voor u verschijnen; hij houdt zich verborgen op de berg Soractes. Hij zal u een bron aanwijzen, waarin u zich driemaal moet onderdompelen; daarmee zult u genezen blijken van uw melaatsheid. In ruil daarvoor zult u alle afgodstempels verwoesten en de kerken van Christus weer opnieuw openstellen; Hem alleen zult u voortaan aanbidden." Bij zijn ontwaken zond Constantijn er onmiddellijk een aantal lijfwachten op uit om Silvester te zoeken.

Toen deze het escorte zag aankomen, dacht hij dat het uur van zijn martelaarschap geslagen had. Na zich aan God te hebben aanbevolen en zijn medevluchters nog voor een laatste keer moed in gesproken te hebben, stapte hij onverschrokken op de soldaten af. Constantijn sprak tot hem: "Bedankt dat u gekomen bent." Daarop vertelde hij hem zijn droom. Aan het eind vroeg hij wie toch wel die twee goden waren die hem waren verschenen. Silvester maakte hem duidelijk dat het geen goden waren, maar apostelen van Christus. Hij liet daarop de portretten halen van de apostelen, en inderdaad herkende Constantijn Petrus en Paulus meteen. Silvester liet hem nu toe tot de rijen der katechumenen ofwel geloofsleerlingen, legde hem een zevendaagse vasten op en gaf hem de raad alle gevangenen vrij te laten. Toen Constantijn in het doopwater afdaalde (zie afb. boven), werd hij omringd door een stralend licht, en eruitkomend bleek hij volkomen genezen en volkomen rein. Hij zei dat hij Christus in zijn hemel had aanschouwd. In de zeven dagen die op zijn doop volgde, vaardigde hij een aantal behartenswaardige wetten uit.

De eerste dag verordonneerde hij dat Christus door alle Romeinen moest worden vereerd als de ware God;

De tweede dag, dat godslastering tegen Christus zwaar zou worden gestraft;

De derde dag, dat elke wandaad aan een christen begaan, zou betekenen dat de dader daarmee automatisch de helft van zijn bezittingen zou verliezen;

De vierde dag, dat de bisschop van Rome dezelfde waardigheid en rang in het Rijk zou hebben als de keizer zelf, en dat de bisschop het recht had om overal elders bisschoppen te benoemen;

De vijfde dag, dat ieder die zijn toevlucht in een kerk zou zoeken, geen haar zou mogen worden gekrenkt;

De zesde dag, dat niemand in zijn stad of dorp een kerk zou kunnen bouwen zonder de toestemming van de plaatselijke kerkelijke overheden;

De zevende dag, dat een tiende van alle koninklijke bezittingen zou worden aangewend voor de bouw van kerken.

De achtste dag begaf de keizer zich naar de Sint-Pieterskerk en beleed daar met luide stem zijn zonden; vervolgens nam hij een schop, en stak de eerste spade de grond in voor de bouw van een nieuwe basiliek; vervolgens sjouwde hij eigenhandig twaalf bakken gevuld met aarde de kerk uit om ze daar leeg te gooien.

Deze legende gaat er dus van uit dat Constantijn zich onmiddellijk liet dopen, wat historisch gesproken onjuist is. Immers alles wijst erop, dat Constantijn zo lang mogelijk heeft gewacht met dat doopsel, onder andere vanwege het feit, dat hij als keizer maar al te vaak had te beslissen over leven en dood van mensen; dat paste niet bij een gedoopte christen; vandaar dat hij tot op zijn sterfbed geloofsleerling bleef en de status van katechumeen (= geloofsleerling) aanhield.

Opmerkelijk is nu dat - volgens de legende - de keizerin-moeder, Helena, zich op dat moment meer aangetrokken voelde tot het joodse geloof. Constantijn probeert haar over te halen tot het christendom. Daartoe wordt een openbaar dispuut georganiseerd tussen de meest wijze rabbi's van het jodendom enerzijds en anderzijds Silvester. Twee onpartijdige heidenen, die bekend staan als eerlijk een onbevooroordeeld, worden tot rechters aangesteld! Het hele verhaal geeft een goed inzicht in de manier waarop de middeleeuwse christenen zich afzetten tegen het jodendom. In zekere zin fungeerde zo'n verhaal als een soort catechismus, een korte samenvatting van de geloofsleer tegen de als bedreigend ervaren invloed van de Joden.

Intermezzo: Hoe keizerin Helena zich tot Christus bekeerde
 [naar JACOBUS de Voragine 'Legenda Aurea' onder Sint Silvester]

Helena, de moeder van keizer Constantijn, verbleef op dat moment te Bethanië. Toen zij het bericht over de bekering van haar zoon, schreef zij hem een brief. Daarin prees zij hem dat hij de afgoden had weggedaan. Maar ze verweet hem dat hij niet aan de God van de Joden, maar aan een gekruisigde mens geloofde. Daarop liet hij zijn moeder bij zich terugkomen met het verzoek de beste Joodse leermeesters mee te nemen. Hij zou daar de christelijke leer tegenover zetten. Dan konden ze zelf op grond van beider uitspraken en leer uitmaken welk geloof het ware was. Hierop bracht Helena 141 joodse leermeesters bijeen, waaronder er zich twaalf bevonden die zeer welbespraakt waren en verlicht met alle wijsheid. Zo kwam ze naar Rome. Toen zowel Sint Silvester in gezelschap van zijn priesters als ook de Joodse leermeesters voor de keizer bijeengekomen waren, om hun geloof te verdedigen, werd er overeengekomen dat ze twee beproefde, wijze mannen uit de heidenen als scheidsrechter zouden aanwijzen; dat werden Craton en Zenofilus. Want hoewel ze heiden waren, stonden ze bij iedereen als eerlijk en oprecht bekend. Zij bepaalden: als de ene rechtop stond om het woord te doen, moesten de anderen zwijgen.

Nu ontspint zich een dispuut op geloofspunten. De eerste elf rabbijnen worden stuk voor stuk de mond gesnoerd door de antwoorden van paus Silvester. De bedoeling is duidelijk: het christelijk geloof zegeviert op alle fronten, met aan het slot een even prachtige, als boosaardige pointe. Want tot onze verbijstering wordt daar door de voorvechter van de christenen de Godsnaam uit het Oude Verbond beschouwd als de naam van de ergste duivel...

Toen stond Zambri op, de twaalfde leermeester en sprak met grote tegenzin: "Gij, wijze rechters, het verbaast mij dat u al deze leugenachtigheden wenst te geloven en dat u aldus suggereert dat Gods almacht in woorden zou zijn vast te leggen. We zullen de woorden laten rusten en ons met de werken bezighouden. Dwazen zijn het die aan de gekruisigde geloven, want ik ken de Naam van de almachtige God. Die is zo groot en van kracht vervuld, dat zelfs de stenen niet in staat zijn Hem te verdragen; ja er is zelfs geen enkel schepsel dat Hem uit kan houden. Ik wil laten zien dat het waar is wat ik zeg. Breng een wilde stier hier. Die zal meteen dood neervallen op het moment dat ik hem de Naam in het oor fluister." Daarop zei Silvester: "En hoe kon u dan die naam in u opnemen zonder toe te horen?" Daarop antwoordde Zambri: "Dat geheim zult u als jodenvijand nooit te horen mogen krijgen." Daarop werd er een wilde stier aangevoerd. Honderd sterke mannen konden hem maar ternauwernood in bedwang houden. Zambri fluisterde hem een woord in het oor; daarop zette die stier het op een brullen, begon met zijn ogen te rollen en viel dood neer. De Joden kraaiden victorie en lachten Sint Silvester uit, maar die zei: "Dat was niet de Godsnaam, maar de naam van de allerergste duivel. Mijn Heer Jezus Christus kan meer als levende wezens doden; Hij kan de doden weer levend maken. Want doden zonder weer levend te maken, dat kunnen leeuwen, slangen en alle andere wilde beesten ook. Als hij daarom wil dat ik werkelijk geloof dat het Gods naam was die hij heeft uitgesproken, laat hij dan die naam nog eens uitspreken en de stier aldus weer levend maken. Want van God staat geschreven: 'Ik dood en maak weer levend' (Deuteronomium 32,39). En als hij die stier niet meer levend kan maken, dan moet het zonder enige twijfel wel de naam van een duivel geweest zijn; want de duivel kan wel doden, maar niet weer ten leven wekken." Nu drongen de rechters er bij Zambri op aan dat hij de stier weer tot leven zou brengen. Maar die zei: "Laat Silvester hem maar levend maken in naam van Jezus de Galileeër. Dan zullen wij allemaal in Christus geloven. Maar wij denken dat hij eerder vleugels krijgt en kan vliegen dan dat hij dit kunststuk kan volbrengen." In die geest spraken ook de andere Joden: dat zij gelovig zouden worden, als hij de stier weer tot leven zou brengen. Toen sprak Silvester een gebed, boog zich naar het oor van de stier en sprak: "Gij, naam van vloek en dood, ik gelast u in naam van Jezus Christus dat u uit hem gaat, en in dezelfde naam gelast ik u, stier hier, dat u opstaat en rustig terug gaat naar uw kudde!" Toen stond die stier op en ging volkomen tam en vredig daar vandaan.

Dat maakte keizerin Helena gelovig, alsmede de Joden, de rechters en al het aanwezige volk met haar.

Tijdens zijn regeringsperiode kwam de ketterij van Arius, het Arianisme, tot volle bloei.

Zij zorgde voor een geweldige tweespalt in de christelijke wereld. Over en weer verketterden de christenen elkaar; deed men elkaars bisschoppen in de ban en verbrandde men elkaars kerkgebouwen. Constantijn, die zeker ook politieke bedoelingen had gehad toen hij het christendom als staatsgodsdienst de voorkeur gaf - het kon de eenheid in het Romeinse Rijk bevorderen - zag de opkomst van het Arianisme met lede ogen aan. Hij riep in 325 het beroemde Concilie van Nicea bijeen en zat het zelf voor. Daar werd de leer van Arius veroordeeld, en de grondslag gelegd voor de tekst van onze Geloofsbelijdenis, het zogeheten symbolum.

Constantijns moeder, Helena, pelgrimeerde intussen naar het Heilige Land, en wist daar het Kruis waaraan onze Heer gehangen had, op te sporen Constantijn stierf in het jaar 337 op ongeveer 60-jarige leeftijd te Nicomedíe. Hij werd overgebracht naar zijn geliefde Constantinopel en bijgezet in de kerk van de Heilige Apostelen.

Hij gaf opdracht voor de bouw van de oude Sint-Pieterskerk te Rome, de voorloper van de huidige, en van de Sint-Jan van Lateranen. In Jerusalem liet hij de Heilige Grafkerk bouwen. In Trier treft men tot op de dag van vandaag een kerk aan die op hem terug gaat. Ook in Konstantinopel droeg hij zorg voor de bouw van meerdere kerken.

Hij wordt in de oosterse kerk tezamen met zijn moeder Helena op 21 mei vereerd als een apostelgelijke heilige. In het westen schrikt men terug voor zijn krijgszuchtige karakter. Hier is zijn heiligheid zeer omstreden, omdat latere generaties christenen in hem de grondlegger zien van de verstrengeling van wereldse en geestelijke macht.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als Romeins keizer; vaak met het Christusmonogram of met een model van één van de door hem gestichte kerken.


Bronnen
[Dries van den Akker s.j./2010.05.22]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen