In 1950 kondigde paus Pius XII als dogma (‘officieel leerstuk’) af dat Maria met lichaam en ziel in de hemel was opgenomen. Op dat moment bestond dit feest al zowat vijftienhonderd jaar en werd het zowel in de Latijnse kerk van het westen als in de orthodoxe kerken van het oosten gevierd op 15 augustus, dezelfde dag als haar afsterven. In een vorige aflevering hoorden we nader over Maria’s sterfbed. Hoe gelovigen zich geleidelijk een beeld vormden van Maria’s dood en erover vertelden in de apocriefe evangelies en handelingen.
Wens van de gelovigen
Datzelfde geldt voor Maria’s tenhemelopneming. Weer zijn het de apocriefe verhalen uit de 5e en 6e eeuw die ons informeren. Drie dagen na haar begrafenis daalt Jezus uit de hemel neer, vergezeld door een koor van engelen. Hij begroet de verzamelde apostelen, zoals Hij deed op paasmorgen: ‘Vrede zij u…’ Nu antwoorden zij met een vers uit de Latijnse versie van Psalm 33: ‘Laat uw ontferming, Heer, over ons komen, zoals wij van u hadden gehoopt.’ Dan herinnert Jezus hun eraan dat hij hen had uitverkoren om te heersen over de twaalf stammen van Israël. Krachtens die uitverkiezing vraagt Hij nu aan hen welke wens zij koesteren voor zijn moeder. Hun antwoord luidt: ‘Zoals u uit de dood bent opgewekt tot een nieuw leven bij de vader in een verheerlijkt lichaam, zo vragen wij dat nu ook voor haar.’ Daarop gaf Jezus bevel aan de aartsengel Michaël de steen van het graf weg te rollen. Hij richtte zich tot het dode lichaam met een citaat uit het Hooglied: ‘Lieve vriendin van mij, en mij het meest nabij: verrijs.’ En zo geschiedde. Maria sprak geknield voor de Heer een dankgebed uit. Daarop nam Jezus haar op en vertrouwde haar toe aan de engelen.
We herkennen nog altijd het thema dat Maria als eerste Jezus mag volgen in zijn heerlijkheid. Maar bij nader inzien schuilt hier nog een mooie bijzonderheid. Blijkens dit verhaal vraagt de Heer aan zijn gelovigen wat zij verlangen. En het is dus krachtens het gebed en het verlangen van de geloofsgemeenschap, de Kerk, dat Maria met lichaam en ziel in de hemel wordt opgenomen. Want de Heer verhoort het gebed van zijn gelovigen.
Theologie
Uiteindelijk komen die verhalen terecht in de theologie van de kerkelijke schrijvers. De eerste die daar uitvoerig bij stilstaat, is Modestus van Jeruzalem († 630). Het gehele verhaal, zoals hierboven verteld, wordt door hem in zijn theologie opgenomen. Naar diezelfde Modestus verwijst dan ook paus Pius XII als hij in 1950 Maria’s tenhemelopneming als dogma afkondigt.
Thomas’ eerherstel
Net als bij de verhalen over Maria’s afsterven, bestaan ook hier verschillende varianten. De meest curieuze is die rond de apostel Thomas. Zoals we in de vorige aflevering hoorden, werden alle apostelen van over de hele wereld in een wolk naar Jeruzalem overgebracht om als getuigen aanwezig te zijn bij Maria’s dood en tenhemelopneming. Maar Thomas moest helemaal vanuit India worden aangevoerd. Hij kwam dan ook te laat. Terwijl hij nog door de lucht zweefde kruiste hij de baan die Maria reeds beschreef in haar opgang naar de hemel. Zij wierp hem haar sjerp toe als bewijs dat zij in de hemel was opgenomen.
Toen Thomas te midden van de anderen neerdaalde, kon hij aan de nog treurende mede-apostelen verkondigen wat er met Maria gebeurd was. Ze lachten hem uit. Waarop hij de sjerp liet zien. Zij begaven zich naar het graf en bevonden het inderdaad leeg. Zo werd Thomas, van wie in het evangelie wordt gezegd dat hij ongelovig was, in ere hersteld. Nu waren het immers de anderen die zich ongelovig toonden, en stonden alle apostelen weer op gelijke voet met elkaar.
Maria binnengeleid in het paradijs
In een van de versies van dit verhaal wordt beschreven hoe Jezus zijn moeder binnenleidt in het eeuwig leven. Zij ontmoet de aartsvaders van wie verteld wordt dat zij door de Heer opgenomen waren in het paradijs: Henoch, Mozes en Elia. Zij krijgt de heerlijke woonplaatsen en kronen te zien van de martelaren. Zij ruikt de hemelse geuren en krijgt te eten van de bomen in het paradijs. Zij ziet de voorraadschuren waarin sneeuw, regen en winden zijn opgeslagen om ze op hun tijd uit te zenden over de aarde. Zij treedt door de poort het hemelse Jeruzalem binnen. De engelen begroeten haar met een diepe buiging. Omhoog kijkend ziet zij woontenten, gehuld in wierookgeur en engelenzang: ‘Mijn Heer, vraagt zij, wie verblijven daar?’ ‘De rechtvaardigen; zij wachten op de definitieve opstanding der doden.’ En zij voelt een warme vreugde. Dan kijkt zij neer op een zeer donkere streek, waar zwarte rook en stinkende zwaveldamp uit opstijgt. Er brandt een hevig vuur en er klinken geschreeuw en gehuil uit op. ‘En wie liggen daar?’ ‘Het is de streek van de hel. Daar verblijven de zondaars ten prooi aan kwellende wroeging tot de laatste dag, omdat zij mijn genade hebben verkwanseld en mijn goddelijke geboden geminacht.’ Nu voelt Maria verdriet en medelijden en zij vraagt haar Heer om een zachte behandeling vol erbarmen voor de zondaars, want de mens is zwak. En de Heer belooft het.
Die laatste zin maakt een nieuw perspectief open. Maria die voor de zondaars ten beste spreekt aan de zijde van de Heer in de hemel.