× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 155  Polycarpus van Smyrna

Info afb.

Polycarpus van Smyrna, Klein-Azië; bisschop & martelaar; † 155 (of 156).

Feest 26 januari (tot 1969) & 23 februari.

Volgens Ireneus van Lyon († 202; feest 28 juni) was hij tezamen met Ignatius van Antiochië († ca 107; feest 17 oktober) een leerling van de apostel Johannes geweest.

Er is een overlevering, die weet te vertellen, dat hij rond het jaar 70 in de gevangenis van Efese werd geboren. Zijn ouders zouden onmiddellijk daarna als christen de marteldood gestorven zijn. De baby werd toevertrouwd aan een jonge weduwe, Callista geheten. Zij gaf hem de naam van zijn vader: Pancratius. Blijkbaar was ook zij een christen, want van haar leerde het jongetje vrijgevig te zijn voor de armen. Met als gevolg dat hij op een onbewaakt moment de hele wintervoorraad had weggegeven. Zijn pleegmoeder was radeloos. Daarop ging de jongen naar de volkomen lege schuur, bad tot God en de volgende dag lag de schuur weer vol met voedsel, alsof het niet weg was geweest. Van dat ogenblik af zou Callista hem Polycarpus (= 'rijke vrucht dragend') hebben genoemd.

Toen hij zo'n 25 jaar oud was, dus rond het jaar 95, kwam de oude apostel Johannes in de stad wonen. Tezamen met zijn vrienden Ignatius en Búcolus zocht Polycarpus de grijsaard dagelijks op om uit de mond van de apostel zelf zoveel mogelijk over Christus te horen.

Toen Johannes tegen het einde van de eeuw naar Patmos werd verbannen, wees hij Búcolus aan als bisschop van Smyrna en vertrouwde hem Polycarpus toe als assistent. Zelf nam hij Prochorus mee als secretaris. Zo komt het dat we in de oosterse kerk talloze afbeeldingen kunnen aantreffen van Johannes die op het eiland Patmos aan Prochorus zijn Nieuw-Testamentische geschriften dicteert.

Na Búcolus' dood rond het jaar 99 werd Polycarpus zijn opvolger. In die hoedanigheid bracht hij de mildheid en vrijgevigheid in praktijk die hij als kind reeds had geleerd.

Op zijn oude dag werd hij gearresteerd om de marteldood te ondergaan. Er is een ooggetuigeverslag van bewaard gebleven. Op verzoek van de gelovigen uit Filomelion in Frygië verstuurden christenen van Smyrna onderstaand ooggetuigeverslag als rondzendbrief.

'In het jaar 155 braken er christenvervolgingen uit te Smyrna in Klein-Azië. Nadat er in het stadion al een aantal slachtoffers onder de gelovigen gevallen waren, klonk de roep om Polycarpus, de plaatselijke bisschop.

Een van die slachtoffers heette Germanicus († 155). Zijn gedachtenis wordt gevierd op 19 januari.

Toen hij hiervan hoorde, besloot hij niet te vluchten, maar in de stad te blijven. Doch zijn leerlingen bezwoeren hem onder te duiken. Tenslotte gaf hij toe en nam de wijk naar een klein landhuis even buiten de stad. Daar bracht hij de meeste tijd in gebed door. Daarin noemde hij de namen van alle kerken, verspreid over de hele wereld.

We mogen hieruit afleiden, dat Polycarpus zijn gebeden hardop deed. Blijkbaar bad hij een litanie- of voorbedengebed, waarin hij de namen van de christengemeenten één voor één noemde en in Gods aandacht aanbeval. Misschien zo ongeveer als:

'Voor de christengemeente van Jerusalem: Heer, ontferm U; voor de christengemeente van Antiochië...' enz.

Men wist te vertellen dat hij gezocht werd en dat ze langzamerhand zijn kant opkwamen. Hij vluchtte naar een ander landhuis. Maar toen de vervolgers hem in het eerste huis niet troffen, arresteerden zij daar twee jonge slaven. Die legden zij op de pijnbank en één van de twee verried zijn meester.

Opvallend is de gelijkenis met Jezus' lijdensverhaal. Hij werd immers ook verraden door een van zijn vrienden. In het vervolg zullen we nog vele herinneringen aan Jezus' lijden en dood voorbij horen gaan. De bedoeling van de schrijver daarmee is duidelijk: Polycarpus volgt Christus na; hij is een nieuwe Christus. In hem gebeurt het evangelie van Jezus opnieuw.

Op een vrijdagavond bij het avondeten trok een gewapende bende onder leiding van die jonge vriend erop uit, alsof het om een dief of een moordenaar ging. Tegen de avond bereikten ze het huisje waar Polycarpus verbleef. Ze vonden hem in een bovenvertrek. Hoewel hij nog had kunnen vluchten, deed hij dat niet met de woorden: 'Gods wil geschiede.'

Juist zo had Jezus gebeden in de Hof van Olijven: 'Vader, als Gij wilt, laat deze beker dan voorbijgaan. Maar niet mijn wil, uw wil geschiede' (Lukas 22,42).

Hij stapte op hen af en begon een gesprek. Zijn hoge leeftijd en zijn kalme waardigheid maakten diepe indruk. Ze vroegen zich af waarom de overheden eigenlijk zo gebeten waren op zo'n vriendelijke man. Hij gaf opdracht dat men hun allen een hapje en een drankje moest aanbieden. Toen vroeg hij toestemming om nog één uur zijn gebeden te mogen doen. Dat mocht. Twee uur lang sprak hij daar staande hardop zijn gebeden uit. Allen waren zonder uitzondering diep onder de indruk. Ja zelfs de soldaten die hem kwamen arresteren, betuigden hun spijt dat ze erop uit waren gestuurd tegen zo'n intens goede man.
Ze wachtten rustig tot hij klaar was, terwijl hij in zijn gebed één voor één al degenen noemde die hij in zijn leven gekend had, groot en klein, beroemd en onbekend.

Te oordelen naar de reacties van de omstanders kunnen we er zo goed als zeker van zijn dat hij zijn opsomming eindigde bij de soldaten die hier aanwezig waren om hem op te komen halen.

Tot slot noemde hij de kerk over de gehele aarde verspreid. Toen zette men hem op een lastdier en ging het richting Smyrna.

Weer zo'n trekje, waardoor onze bisschop des te meer op Jezus lijkt. Ook Hij reed op een lastdier om Jerusalem binnen te gaan (Lukas 19,28-38).

Het was intussen sabbat geworden. Onderweg ontmoette men de vorst die Herodes heette.

Zelfs de plaatselijke vorst, die Polycarpus tegenover zich vindt, draagt dezelfde naam als de koning uit Jezus' lijdensverhaal: Herodes (Lukas 23,06-12).

Deze reisde in gezelschap van zijn vader Nicetas. Ze nodigden Polycarpus uit om in het rijtuig tussen hen in te komen te zitten. Daar begonnen ze op hem in te praten:
"Wat maakt het uit als je een offer brengt aan de keizer, wanneer je daarmee het vege lijf kunt redden?"
Maar Polycarpus bleef zwijgen.

Ook van Jezus in het evangelie staat geschreven, dat Hij in het geheel geen antwoord gaf op de vragen van Herodes.

Uiteindelijk zei hij echter kort en goed:
"Doet u verder geen moeite, want ik ben toch niet van plan te doen wat u mij voorhoudt."
Teleurgesteld begonnen ze hem daarop uit te schelden, voegden hem allerlei beschimpingen toe en schopten hem het rijtuig uit.

Ook Jezus werd bespot door Herodes en zijn soldaten (Lukas 23,11).

Hij haalde daarbij zijn scheenbeen gemeen open. Maar zonder een kik te geven, stond hij op en vervolgde welgemoed zijn tocht richting stadion. Daar was het een tumult van jewelste. Ze schreeuwden er allemaal zo hard door elkaar dat horen en zien je verging.
Op het ogenblik dat Polycarpus het stadion betrad, weerklonk een stem uit de hemel:
"Wees sterk, Polycarpus, en blijf manmoedig overeind."

Jezus had in de Hof van Olijven bemoediging ontvangen van een engel uit de hemel. Eerder al had boven Hem een stem uit de hemel geklonken: 'Dit is mijn Zoon, de uitverkorene, luistert naar Hem' (Lukas 9,35).

Niemand zag degene die deze woorden uitsprak, maar de mensen van ons die erbij geweest zijn, hebben het wel degelijk gehoord. Toen hij werd binnengeleid, veroorzaakte dat bericht alleen al een hels kabaal.

Ook in Jezus' lijdensverhaal speelt een joelende en schreeuwende menigte een belangrijke rol. Hun geschreeuw geeft zelfs de doorslag, als het erom gaat Jezus ter dood te veroordelen (Lukas 23,23).

Hij werd voor de stadhouder gebracht. Deze vroeg hem of hij inderdaad Polycarpus was. Polycarpus antwoordde bevestigend. Nu begon de stadhouder te proberen hem van zijn geloof af te helpen:
"Alstublieft, denkt u toch aan uw hoge leeftijd", en meer van dat soort uitspraken die dan worden gebezigd: "Zweer bij de godheid van de keizer. Kom toch tot u zelf. U hoeft alleen maar te roepen: 'Weg met die afgodendienaars!'"
Maar Polycarpus wierp een doodernstige blik op heel die massa van boosaardige en verdorven heidenen die de banken van het stadion bevolkten. Hij strekte zijn hand ernaar uit en opziende naar de hemel sprak hij uit de grond van zijn hart:
"Ja, inderdaad. Weg met die goddelozen!"
Maar de stadhouder gaf het nog niet op:
"U hoeft maar te zweren en ik laat u vrij. Vervloek toch die Christus!" Polycarpus hernam:
"Zesentachtig jaar heb ik Hem gediend en ik heb nog nooit ook maar een enkele reden tot klagen gehad. En trouwens, hoe zou ik mijn koning en verlosser kunnen vervloeken?"
De stadhouder waagde nogmaals een poging:
"Zweer bij de godheid van de keizer!"
Waarop Polycarpus weer:
"Ik weet niet of het u als verdienste zal worden aangerekend, wanneer ik - zoals u dat noemt - bij de keizer zou zweren, maar laat ik u dan nog eens duidelijk zeggen voor het geval u het nog niet begrepen mocht hebben, wie u voor u heeft. Ik ben christen. Mocht u meer over de christelijke godsdienst willen weten, dan hoeft u maar één dag uitstel te verlenen en mij aandachtig toe te horen."
De stadhouder antwoordde:
"Als u dan zo graag wil, beproef uw geluk dan maar op het volk."
En Polycarpus weer:
"U wil ik wel te woord staan. Wij geloven immers dat overheden en machthebbers door God zijn aangesteld en dat wij ze dientengevolge de eer moeten geven die hun toekomt, zolang dat althans met ons geweten in overeenstemming te brengen is. Maar met die lui daar ben ik niet van plan welk gesprek ook aan te gaan."
De stadhouder zei:
"U moet wel bedenken dat ik wilde dieren achter de hand heb. Als u niet tot andere gedachten komt, ben ik genoodzaakt ze op u los te laten."
Waarop Polycarpus reageerde:
"Laat ze maar komen. Wij blijven bij ons standpunt en zijn niet van zins om van betere naar mindere inzichten over te stappen. Integendeel, ik ga er zelfs op vooruit, wanneer ik de ellende van deze aarde mag verruilen voor de hoogste gerechtigheid."
Toen zei de stadhouder: "Als de verscheurende dieren dan geen indruk op u maken, zal ik u levend laten verbranden, tenzij u nu nog tot andere gedachten komt."
Polycarpus: "U dreigt met een vuur dat het hoogstens één uur volhoudt. Daarna is het uit. Maar weet u niet dat het vuur van het toekomstig oordeel compleet met de eeuwige pijn die daaraan vastzit, in gereedheid wordt gehouden voor de goddelozen? Vooruit! Waar wacht u op? Doe maar wat u het liefste ziet."'

Uiteindelijk werd Polycarpus inderdaad veroordeeld tot de brandstapel. Toen het ernaar uitzag dat het vuur een soort van luchtledige vormde, zodat Polycarpus in het midden daarvan ongedeerd dreigde te blijven, gaf de beul opdracht hem met het zwaard de genadeslag toe te dienen. Er vloeide zoveel bloed dat vuur ervan uitging!

[Schurmans]

Verering & Cultuur
Hij is een van de eersten wiens stoffelijke resten als relikwie werden vereerd. Zijn graf lag in het zuid-oosten van de stad Izmir op de Mons Pagos, tegenwoordig Kadifekale geheten, waar zich tegenwoordig de middeleeuwse citadel bevindt; zijn relieken bevinden zich tegenwoordig in de San Ambrogio della Massima te Rome. Er is een levensbeschrijving van hem bewaard gebleven, de 'Vita Sancti Polycarpi', toegeschreven aan Pionius van Smyrna († 250; feest 1 februari). Volgens geschiedkundigen dateert het geschrift echter uit de vierde eeuw.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als bisschop (tabberd, mijter, staf); met kroon en palmtak (tekenen, dat hij - naar het voorbeeld van Jezus - als martelaar de overwinning heeft behaald over het kwaad).


Bronnen
[000»bk:Bremmer:15; 000»jrb:Vincentius; 109p:68(vig); 111; 115a; 122; 127»Polycarpe; 132; 141; 149/1p:141; 200/1»01.26; 204p:15; 248p:9; 256p:153(508); 288; 293p:40; 296p:151 8p:66.67; 345p:109; 500; Dries van den Akker s.j./2010.03.14]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen