×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Apollonia van Alexandrië, Egypte; martelares; † 249.
Feest 8 (voorheen) & 9 februari.
Zij was een bejaarde diakones en leefde als maagd omwille van Christus in Alexandrië. Ten tijde van de christenvervolgingen onder keizer Decius (249-251) werd zij gearresteerd en gemaand terug te keren tot de aloude Romeinse goden. Toen ze standvastig bleef in haar geloof onderwierp men haar aan allerlei folteringen; zo werden haar alle tanden uit de mond geslagen. Toen de beulen voor haar een brandstapel klaarmaakten, sprong ze eigener beweging in het vuur, "terwijl het vuur van de Heilige Geest haar hart in vlam zette", aldus het oude martelarenboek.
De bisschop en kerkvader Dionysius van Alexandrië († 264; feest 17 november) zegt van haar - nog geen vijftien jaar na haar dood: "Zij grepen die bewonderenswaardige maagd Apollonia, die reeds op jaren was en sloegen al haar tanden uit haar mond. Vervolgens wierpen ze even buiten de stad een brandstapel op en dreigden haar daarop levend te zullen verbranden als ze niet de godslasterlijke woorden die zij haar voorzeiden wilde nazeggen. Zij vroeg een korte bedenktijd, en sprong onmiddellijk eigener beweging in het vuur. Aldus kwam zij om het leven."
In de verhalen veranderde zij van een oude diakones in een mooie jonge prinses, die maagd wilde blijven omwille van Christus. Zij werd het onderwerp van steeds fraaiere legendes. Uiteindelijk kwam haar verhaal als volgt terecht in de middeleeuwse Legenda Aurea van Jacobus de Voragine († 1298; feest 13 juli).
Legende
Er woonde in de stad Alexandrië een magistraat, die zeer rijk was. Hij en zijn vrouw behoorden tot de heidenen. Ze hadden geen kinderen. Daarom baden ze dag en nacht tot hun valse goden of zij hun niet een zoon of dochter wilden schenken die dan straks mooi al hun bezittingen zou kunnen erven.
Nu behaagde het God, dat er drie pelgrims, echte dienaren van de Heer, in de stad aankwamen. Zij hadden honger en waren moe, en daarom begonnen ze te bedelen om een aalmoes ter liefde van de Verlosser en de Gezegende Maagd, zijn moeder. Toen ze tegenover het huis van de magistraat aan het bedelen waren, riep diens vrouw hen bij zich en vroeg vol verbazing: "Is dit soms een nieuw trend in het bedelen? In wiens naam precies staan jullie om aalmoezen te vragen?"
Dat was voor de pelgrims het moment om haar de verdiensten van Christus en van de Heilige Maagd te verkondigen. De vrouw was diep onder de indruk van hun woorden. En ze vroeg of die Moedermaagd van God over wie zij het hadden, ook in staat moest worden geacht haar gebeden te verhoren en haar een kind te schenken?
En zij antwoordden: "Allicht!"
Ze riep ze bij zich in huis, en gaf hun aalmoezen, vlees en drinken. En nu richtte ze vol vertrouwen haar gebeden tot de Heilige Maagd. Haar gebed werd verhoord, en ze bracht een dochter ter wereld aan wie zij de naam Apollonia gaf.
Het verhaal legt grote nadruk op Maria. Dat is - historisch gesproken - bijzonder onwaarschijnlijk. Immers de verering van Maria begon pas op gang te komen in de 5e eeuw: in 431 zal het Concilie van Efese Maria tot Moeder van God verklaren. Het martelaarschap van Apollonia zou halverwege de 3e eeuw hebben plaatsgevonden.
Het meisje groeide op en bloeide in gratie en schoonheid open als een bloem. Haar moeder vertelde haar vaak over de wonderlijke omstandigheden waaronder zij geboren was. Zo werd zij dus in haar hart een christin; zij verlangde er vurig naar zich te laten dopen. Met dit doel voor ogen en geleid door een engel kwam zij terecht bij de heilige Leoninus, een leerling van de heilige woestijvader Antonius († 256; feest 17 januari), en ze sprak haar verlangen uit om christen te worden. Hij diende haar dus het doopsel toe. Plotseling verscheen er een engel die een witte sluier in zijn hand hield; deze wierp hij over het meisje met de woorden:
"Dit is Apollonia, dienares van Jezus. Je moet onmiddellijk naar Alexandrië gaan om daar het geloof in Christus te prediken."
Op het horen van deze goddelijke stem gehoorzaamde ze onverwijld. Ze preekte met een welsprekendheid die de mensen versteld deed staan. Er waren er dan ook heel wat die zich bekeerden. Maar er waren er ook die het aan haar vader gingen zeggen; en ze beschuldigden haar tegenover hem ervan, dat ze tegen de wetten handelde. Zij wist zich echter te verdedigen. Haar vader was woedend en leverde haar over aan het gezag van de heidense machthebber. Deze gebood haar onmiddellijk op de knieën te vallen en de afgodsbeelden die in de stad stonden opgesteld, te vereren, zoals het hoorde. Apollonia werd dus recht voor zo'n afgodsbeeld geplaatst. Maar zij maakte het kruisteken en beval aan de boze geest die erin woonde eruit weg te gaan. En de boze geest slaakte een schrille kreet, deed het beeld in stukken breken en sloeg op de vlucht. Hij gilde: "Het is die heilige maagd Apollonia, die me opjaagt!"
Onder keizer Decius woedde te Alexandrië een verschrikkelijke christenvervolging. Krachtens de besluiten van de keizer hitste een ellendeling, Divinus genaamd, een bijgelovige menigte op tegen de christenen. Deze bende raakte zo in diens ban dat ze alleen nog maar bloed wilde zien: het bloed van de gelovigen. Eerst maakte men zich meester van een paar heilige mensen, zowel mannen als vrouwen; van sommigen scheurden ze het lichaam aan stukken, staken ze de ogen uit, verminkten het gezicht of ze joegen ze de stad uit. Anderen werden voor de afgodsbeelden gesleept, maar omdat ze die niet wilden aanbidden en dus vervloekingen toeriepen, werden ze aan hun voeten vastgebonden door de straten van de stad gesleurd, tot ze compleet in mootjes achterbleven.
Nu woonde er op dat moment in Alexandrië een bewonderenswaardige maagd, Apollonia geheten. Ze was al behoorlijk op leeftijd, en ze blonk - letterlijk - uit in kuisheid, zuiverheid, vroomheid en naastenliefde. Nu de dolle menigte alle huizen van Gods dienaren afstroopte, werd ook zij meegesleept naar het tribunaal van die goddelozen. Allemaal stortten ze zich op haar en begonnen haar de tanden uit te rukken. Intussen hadden ze een groot vuur gemaakt. Nu dreigden ze haar daarin levend te zullen verbranden als zij niet hun voorbeeld volgde en zich niet even godslasterlijk gedroeg als zij. Maar op het moment dat de brandstapel vlam vatte, keerde zij een ogenblik in zichzelf; daarop wist zij even aan de aandacht en de handen van haar beulen te ontsnappen, en wierp zichzelf in het vuur waarmee zij haar zo bedreigd hadden. Daarmee wist ze zelfs haar wrede vervolgers nog tot ontzetting te brengen. Ze had al de nodige beproevingen achter de rug; dus ze liet zich nu niet meer beangstigen door de pijn of door de heftige vlammen, die dan ook niets voorstelden bij het heldere licht van de waarheid dat in haar ontstoken was.
[Ha1.1838; Jms.1890; LAu.1979»02.09; Mel.1978]
Over Apollonia's sprong in het vuur
Al vrij vlug na Apollonia’s dood hebben zich theologen het hoofd gebroken over de vraag, of het een christen eigenlijk wel past om zelf het martelaarschap in te springen. Soortgelijke verhalen zijn bekend van vrouwen die, opgejaagd door achtervolgers, zich in de rivier verdronken of - soms zelfs onder kreten van triomf! - zichzelf in de afgrond stortten. Augustinus vermoedt dat Apollonia op een bijzondere ingeving vanuit de hemel zo gehandeld moet hebben. God wilde natuurlijk de heidenen laten zien, hoe deze heilige moedig haar leven opofferde, omdat haar liefde tot God groter was dan die voor haar eigen leven. Maar de algemene conclusie was en is, dat dit niet toegestaan is. Het martelaarschap overkomt je; je mag het niet zelf zoeken of verhaasten. In de 19e eeuw, waarin de Kerk vaak de toon van de geloofsverdediging koos, schreef Haagen n.a.v. dit verhaal:
'Zonder dus de handelwijze van de heilige Apollonia goed te keuren, heeft de Kerk nogtans gemeend om de zuiverheid van hare bedoeling, de eenvyoudheid van haren heldenmoed, of wel om de bijzondere ingeving des hemels, volgens welke zij handelde, haar eene openbare vereering te doen toekennen. Augustinus en andere vaders hebben over die zaak even zoo geoordeeld. Eenige goddeloozen meenen in het voorbeeld van eenige weinige martelaren eenigen grond te vinden, ter regtvaardiging van den zelfmoord; dan men zal gereedelijk de kwade trouw van zulk eene vergelijking inzien, en het zal wel overbodig zijn om hen te beantwoorden. De zoogenaamde wijsgeren van onzen tijd, in wier hart geene godsdienst-liefde huisvest, en die den gewaanden heldenmoed der heidenen opvolgen, met zich-zelven het leven te benemen om van eenige tijdelijke rampen ontslagen te worden, toonen in waarheid, dat eene schandelijke lafhartigheid of verfoeijelijke wanhoop hen bezielt. Ware heldenmoed is het, bij lijden, vernedering en ramp, een onwrikbaar en standvastig hart te bezitten, dat, geleid door de godsdienst, boven alle slagen des tegenspoeds zich weet te verheffen. Welke onze ellende ook moge zijn, wij moeten ons steeds herinneren, dat wij slechts bewaarders van een leven zijn, hetwelk God ons heeft toevertrouwd, en dat wij ons grootelijks tegen God en tegen de menschheid vergrijpen, wanneer wij de hand aan ons zelven slaan, terwijl men de ziel in grooter en daarbij eeuwig onheil stort, dan men immer op aarde zou hebben te verduren.'
[Ha1.1838]
Patronaten
Zij is patrones van tandartsen, tandtechnici en van lijders aan tand- of kiespijn; ook van koeien. Haar voorspraak wordt ingeroepen bij hoofdpijn, neusverstopping, tand- en kiespijn.
Als kinderen in vroeger tijden een melktand verloren, moesten ze in de richting van een beeld van Sint Apollonia, de tand over het hoofd weggooien, vooral niet omkijken en zeggen: 'Tand, tand een andere tand, volgend jaar een nieuwe tand'.
België
Te oordelen naar de bedevaartvaantjes wordt Apollonia op de volgende plaatsen in België vereerd: Aalst (Oost-Vlaanderen); Achterbos-Mol (Antwerpen); Elst-Brakel & Munkzwalm (Oost-Vlaanderen): op haar feestdag worden hier traditionele ovenkoeken gebakken, geutelingen, geheten; Maldegem-Kleit (Oost-Vlaanderen): hier worden zes heiligen tezamen vereerd onder wie de heilige Apollonia; Meldert (bij Aalst); Zemst (Brabant). Ze wordt ook vereerd in Antwerpen waar in de Dominicanerkerk zijden koordjes worden uitgereikt als bescherming tegen tandpijn. In Leuven wordt ter ere van haar op het Groot-Begijnhof de pottekensmarkt gehouden.
Afgebeeld
Zij wordt afgebeeld met een (tand in de) nijptang, of met met een tand in de hand; met palmtak (overwinningsteken van het martelaarschap); met vuur.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen