× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 5e eeuw  Jacut van St-Jacut-de-la-Mer

Info afb.

Jacut (ook Jacob, Jagu, Jagut, Jegu of Yagu) van St-Jacut-de-la-Mer (ook van Landoac), Bretagne, Frankrijk; † 5e eeuw.

Feest 8 februari & 3 maart & 5 juli (overbrenging relieken).

Hij was een zoon van vrouwe Gwen († 6e eeuw; feest 18 oktober) en heer Fragan († ca 500; feest 3 oktober), neef van de legendarische koning van Bretagne Conan Mériadec.

Het echtpaar kreeg vier kinderen die later stuk voor stuk in Bretgane als heiligen zouden worden vereerd: drie zoons, de tweeling Guéthénoc († ca 500; feest 5 november) en Jacut († ca 500; feest 8 februari), en vervolgens Guénolé († 532; feest 3 maart), de latere stichter en patroon van het beroemde Bretonse klooster Landevennec. Volgens zeggen zou de tweeling  nog geboren zijn in Brittannië aan de overkant van het Kanaal. Nadat ze waren overgestokebn werd Guénolé nog geboren. Er was tenslotte ook nog een dochter: Clervie († 6e eeuw; 3 oktober).

Het verhaal van Sint Gwen verweeft zich op den duur met oude legendes. Zij wordt afgebeeld met drie borsten om aan haar drie zoons tegelijk te drinken te kunnen geven. Vandaar haar bijnaam Teirbronn of Trimammis, wat resp. in het Bretons en het Latijn betekent 'drie-borsten'. (Ongetwijfeld een symbolische weergave van het feit dat haar drie heilige zoons hun godsdienstige overtuiging van moeder - om zo te zeggen - met de paplepel ingegeven kregen. Over een aparte behandeling van de dochter rept het verhaal niet). In de mythologie van de Keltische cultuur speelt het getal drie een grote rol. Drielingen waren vaak grondleggers van beroemde dynastieën, of drie verschillende aspecten van één en dezelfde werkelijkheid (vgl. het nationale wapen van Ierland, het klavertje-drie. Later werd dit door de christenen in verband gebracht met hun Drie-ene God).

Net als zijn beide broers wijdde hij zich toe aan het religieuze leven en werd leerling van Sint Budoc († ca 500; feest 18 november) die op het eiland het leven van een kluizenaar leidde. Uit die tijd stamt de legende dat Jacut eens een melaatse ontmoette. Om hen te laten zien dat hij niets minder was dan gezonde mensen, groette hij hem eerbiedig door hem de hand te kussen. Op datzelfde moment was de melaatse genezen! Jacut bezwoer de man het niet verder te vertellen. Maar het tegendeel was het geval. Met als gevolg dat zieken en noodlijdenden in groten getale toestroomden, waar de monniken juist de eenzaamheid hadden gezocht om zich in stilte aan God toe te wijden. Zo schijnt Jacut ook aan een blinde het gezicht te hebben teruggegeven. Toen hun leertijd voltooid was, stichtte de tweeling een eigen klooster op het eiland Landoac. Het werd later naar Jacut genoemd: St-Jacut-de-l’Isle, tegenwoordig St-Jacut-de-la-Mer. Vandaag de dag is het geen eiland meer: het maakt gewoon deel uit van het vasteland.

Er is een legende vertelt dat er eens een pelgrim van het vasteland wilde oversteken naar het kloostereiland in weerwil van de hevige storm die er stond. Hij wist de veerman, Caradoc, zo ver te krijgen, maar het pontje zonk en Caradoc kwam om in de golven. Aangespoeld werd hij door Jacut en zijn broer Guézénec (of Vennec) weer ten leven gewekt. Daar deed het feit dat hij bekend stond als een enorme dronkaard niets aan af. Trouwens, sindsdien leidde hij in het klooster het leven van een voorbeeldige monnik.

Jacut stierf op een 8e februari.
Zijn kloostertje werd verwoest tijdens de invallen van de Noormannen in 878. In 1008 werd het herbouwd.
Hij leeft voort in verschillende Bretonse plaatsnamen:
- in het departement Côtes-du-Nord (22): naast St-Jacut-de-le-Mer ook in St-Jacut-du-Mené (gem. Collinée) en St-Jagut (gem. Plestin-les-Grèves) en Jegu (gem. Moncontour);
- in het departement Finistère (29): St-Jacob (gehucht van Loperhet, ge. Daoulas); in St-Jacut is de Bretonse vorm van Jacob); St-Jacut-du-Mené;
- in het departement Morbihan (56): St-Jacut-les-Pins (gem. Allaire) en St-Jacut bij Malansac (gem. Rochefort-en-Terre).

Patronaten
Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen watersnood, droogte, epidemieën, duivelse bezetenheid en in het bijzonder hondsdolheid.


Bronnen
[BeL.1936p:73; Cha.1995p:128; Pzc.2002p:290; Roy.1968p:174; Dries van den Akker s.j./2010.03.13]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen