× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ?  Julianus de Herbergzame

Info afb.
Onder: Liefde

Julianus de Herbergzame (ook de Gastvrije, Hospitator of de Offervaardige); ? (legendarisch)

Feest 29 januari & 12 februari.

Legende
Julianus kwam uit een adellijk geslacht. In zijn jonge jaren achtervolgde hij tijdens een jachtpartij een prachtig mannetjeshert. Als op een teken van God zelf draaide het zich plotseling om, ging in volle majesteit voor hem staan en zei: "Dat jíj mij durft te achtervolgen! Jíj die ooit nog eens je vader en moeder zult doden!" De jongeman was zo ondersteboven van deze woorden, dat hij niet meer terug durfde naar het ouderlijk paleis, uit angst dat de voorzegging misschien bewaarheid zou worden. Hij verdween zonder een spoor achter te laten, doorkruiste vreemde landstreken en kwam tenslotte in een onbekend land waar hij in dienst trad van de koning. Of het nu oorlog of vrede was, steeds wist hij de aandacht op zich te vestigen door zijn edele daden. Vandaar dat de koning hem bevorderde tot ridder en hem liet trouwen met een weduwe van een steenrijke kasteelheer.

Het spreekt vanzelf dat Julianus' ouders ontroostbaar waren vanwege zijn verdwijning. Ze trokken de wereld door op zoek naar hun zoon. Zo kwamen ze op een dag aan op het kasteel waar hij nu woonde. Toevallig was hij er op dat moment zelf niet. Zijn vrouw ontving de beide gasten met alle verschuldigde eerbied. Toen zij hun verhaal gedaan hadden, begreep zij dat zij de ouders moesten zijn van haar gemaal. Hij had haar immers vaak over hun verteld. Ze onthaalde hen dus zo hartelijk mogelijk uit liefde voor haar man. Geen moeite was haar te veel. Ze liet hen zelfs de nacht doorbrengen in haar eigen bed.

De volgende ochtend vroeg, op het moment dat zij naar de kerk was voor het ochtendofficie, keerde Julianus terug op het kasteel. Onmiddellijk ging hij naar het slaapvertrek van zijn vrouw om haar wakker te kussen. Nu bemerkte hij dat er twee gestalten onder de dekens lagen. Het schoot door hem heen dat zijn vrouw het dus met een minnaar hield. (Volgens bijgaande afbeelding was het de duivel die hem deze boosaardige gedachte influisterde). Zonder zich te bedenken trok hij zijn zwaard en doodde de twee slapende gestalten. Buiten gekomen liep hij zijn vrouw tegen het lijf die juist terugkwam van de kerk. Verbijsterd vroeg hij toen, wie die twee daar boven in bed dan waren. Waarop zijn vrouw hem antwoordde: "Dat zijn je ouders. Al die tijd zijn ze naar jou op zoek geweest. Ik heb ze in ons eigen bed laten slapen." Het was alsof Julianus zou sterven van verdriet, toen hij dat hoorde. Hij barstte in tranen uit en riep vertwijfeld: "Wat moet er nu van mij worden? Ik zou niet weten waar ik het zoeken moest. Mijn eigen ouders heb ik gedood! Nu is de voorspelling van dat hert toch uitgekomen. En ik had er nog wel alles aan gedaan om er aan te ontkomen. Ik ga je dus verlaten, mijn lief zusje, want van nu af zal ik geen rust meer hebben, totdat ik weet dat God mijn boete en berouw heeft aangenomen." Maar zij antwoordde: "Je denkt toch zeker niet, lief broertje van me, dat ik je alleen laat gaan? Zoals ik je terzijde stond in vreugde, zo laat ik je ook niet in de steek bij verdriet."

Ze trokken dus vandaar weg en gingen tenslotte wonen aan de oevers van een grote rivier. Het was heel gevaarlijk om daar over te steken. Daar leefden zij hun leven van boete en berouw door mensen die de rivier over wilden van de ene oever naar andere te varen. Ze lieten ze overnachten in een herberg die ze ter plaatse hadden gebouwd. Zo verliep er een hele lange tijd. Tot in een ijskoude nacht, waarin Julianus al naar bed was gegaan uit pure vermoeidheid, de klaaglijke stem van een vreemdeling klonk met het verzoek om hem naar de overkant te varen. Onmiddellijk sprong hij op van zijn bed, en rende op de vreemdeling toe.

Deze stierf zowat van de kou. Hij bracht hem zijn huis binnen en legde een flink vuur aan om hem warm te laten worden. Toen dat niet hielp, en de man nog altijd zat te rillen van de kou, legde hij hem in zijn eigen bed. De man was aangevreten door de melaatsheid, waardoor hij ook nauwelijks wat kon zien. Julianus dekte hem met zorg en liefde toe. Op dat moment veranderde hij plotseling in een stralende engel. (Volgens anderen was het Christus zelf).

Terwijl hij opsteeg ten hemel, riep hij naar zijn gastheer: "Julianus, weet dat de Heer mij naar je toe gezonden heeft met de boodschap dat Hij je boete en berouw heeft geaccepteerd. En dat je binnenkort, samen met je vrouw, zult ingaan in de vrede van God." Daarop verdween de engel uit het gezicht. Niet lang daarna ontsliepen Julianus en zijn vrouw in de Heer, na een leven vol naastenliefde en goede werken.

Verering & Cultuur
In welke tijd dit verhaal speelt, is onbekend. Wellicht is het gebaseerd op zijn naamgenoot te Antinoë, Egypte die samen met zijn vrouw Basilissa gasten en reizigers opving en verzorgde († 4e eeuw: 12 januari) of van Julianus van Le Mans († 3e eeuw: 27 januari).

Patronaten
Julianus is patroon van weggebruikers, reizigers, pelgrims, schippers en herbergiers.


RondZending 2010, juni: Thema ‘Liefde’

Elkaar liefhebben

(Beeldmeditatie bij onderstaande paneelschildering uit 1398. Duitsland, Berlijn, Gemäldegalerie.)

‘Je moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad.’ Aldus Jezus in het evangelie. Volgens de overlevering was dat het kenmerk van de eerste christenen: ‘Zie, hoe zij elkaar liefhebben!’

We kijken naar een paneelschildering uit het eind van de 14e eeuw. Het is getiteld: ‘Julianus draagt een pelgrim’. Het is een illustratie bij de legende van Julianus de Herbergzame. Misschien dacht u heel even aan Sint Christoffel. Maar die draagt altijd een kind, het Christuskind, door het water naar de overkant. Hier is duidelijk sprake van een al wat oudere man die overgedragen wordt.

De kunstenaar heeft zijn tafereel opgebouwd uit drie verticale delen. In het midden het belangrijkste: we zien hoe Julianus een pelgrim naar de andere kant van het water draagt. Rechts zijn vrouw die het van onder een houten afdakje biddend gadeslaat. En links de barre wereld waarheen de pelgrim onderweg is.

Hoe eenvoudig ook, de afbeelding is vol symboliek. We kijken naar Julianus, die licht gebukt gaat onder het gewicht van de man op zijn rug. Zou dit niet een mooie illustratie zijn bij Paulus’ woorden: ‘Draagt elkanders lasten. Zo zult u de Wet van Christus vervullen’ (Galaten 06,02)? En de Wet van Christus luidt: ‘Een nieuw gebod geef ik jullie: je moet elkaar liefhebben.’ We zien hoe Julianus met zijn linkerhand zorgzaam naar de man op zijn rug tast om te zien of alles goed gaat. Zijn houding en zijn ingekeerde blik drukken concentratie uit: alles moet goed gaan. Voorzichtig tast hij onder water met zijn linker voet vooruit. Voetje voor voetje gaat hij voort. Langzaam.

We herinneren ons dat er bij de Grieken een mythe was, waarin wordt verteld hoe de oude veerman Charon zielen van overleden mensen over de rivier zette van de bewoonde wereld naar de onderwereld. Hij gebruikte een bootje. Moeten we hier het snelstromende water van de rivier beschouwen als een symbool van de dood? De wereld waarheen de pelgrim onderweg is, lijkt er troosteloos genoeg voor. Hoewel er ergens een boom groeit uit de dorre rotsgrond. Of is die rivier eerder beeld van een belangrijke overgang in je leven? Zal straks die pelgrim die overkant bewoonbaar maken? Zal hij de liefde doorgeven die hij hier ontvangt en zo van de onherbergzame wereld een paradijs gaan maken?

Er is nog een liefdedienst te zien op deze afbeelding: het gebed van de vrouw op de rechteroever. Zij leeft mee met haar man Julianus; tegelijk bidt ze dat de pelgrim veilig aan de overkant mag komen, en wellicht ook dat hij het doel van zijn pelgrimstocht mag bereiken. Het gebed wordt hier voorgesteld als beschutting, veiligheid, benadrukt door dat afdakje en de deur naar het huis die openstaat.

Je kunt op drie manieren Jezus’ liefdegebod waar maken: ten eerste door iets te doen voor een ander, vervolgens door de liefdedienst van een ander dankbaar te aanvaarden en je te laten dragen en tenslotte door te bidden voor anderen. Ik vraag mij af hoe ik Gods liefde waar maak.

En die gouden achtergrond? Is dat niet de afstraling van Gods aanwezigheid?


Bronnen
[101; 101a; 102; 104; 106; 183; Dries van den Akker s.j./2010.04.03]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen