×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Speusippus van Cappadocië (ook van Langres, Frankrijk); martelaar met zijn drielingbroers Eleusippus en Meleusippus (tezamen ook vereerd als Sint Geome = de heilige meerling), bovendien met hun grootmoeder Leonilla (ook Neonilla), alsmede Jovilla (ook Jonilla); † 175. Daarnaast nog Neon en Turbo; † ca 177.
Feest 15 (westerse kerk) & 16 (oosterse kerk) & 17 januari.
Zij stierven de marteldood omwille van Christus in de landstreek Cappadocië (= tegenwoordig Midden-Turkije) tijdens de vervolgingen onder keizer Marcus Aurelius (161-180).
Bij de rechtszitting drukte de rechter Leonilla op het hart de jongens tot andere gedachten te brengen, maar zij bezwoer hun juist trouw te blijven aan Christus. Zij volgden haar raad op en werden na gruwelijke folteringen uiteindelijk ter dood gebracht.
Leonilla werd onthoofd tezamen met Jovilla. Volgens sommige berichten was zij waarschijnlijk de hoogst geplaatste slavin van het huishouden waartoe de drie jongens behoorden. Anderen menen dat zij een vrouw was die bij het proces stond toe te kijken en zo onder de indruk was van de onverzettelijkheid der martelaren dat zij uitriep: "Ik ben ook christen!" Wat haar onmiddellijk op dezelfde straf kwam te staan. Van haar wordt uitdrukkelijk verteld dat zij zich van haar man en kind afwendde om zich bij het geloof van de drieling aan te kunnen sluiten.
Tegelijk met hen worden ook Neon en Turbo herdacht. In sommige legendes worden zij voorgesteld als de echtgenoten van Leonilla en Jovilla, maar waarschijnlijk waren zij als notaris en griffier bij het proces betrokken. Net als Jovilla waren zij getuige geweest van de heldhaftige marteldood van de volgelingen van Jezus. Vooral de blijmoedige standvastigheid van de christenen had grote indruk op hen gemaakt. In de daarop volgende tijd schreven zij er een verslag van. Daardoor kwam aan het licht dat ook zij christen waren. Uiteindelijk ondergingen ze hetzelfde lot als degenen die zij zo bewonderd hadden.
Verering & Cultuur
Vele eeuwen later zijn de stoffelijke resten van de drieling en hun grootmoeder naar het Franse plaatsje Langres overgebracht, waar ze vereerd worden tot op de dag vandaag in de kerk van St-Geome even buiten de stad. De zesde-eeuwse legende rond Sint Benignus van Dijon († 178; feest 1 november) verklaart de verering die er voor hen bestond door hun marteldood in Langres zelf te plaatsen.
Het is een mooi voorbeeld van de wijze waarop de legendevertellers te werk gaan: ze leggen verband tussen allerlei losse gegevens. Daarbij letten ze niet zozeer op de historische waarheid, alswel op de geloofsinhoud.
Legende
Sint Benignus was afkomstig uit de stad Smyrna in Klein-Azië (het huidige Izmir aan de wetskust aan de wetskust van Turkije). Daar was hij nog leerling geweest van Sint Polycarpus († 155; feest 23 februari), die op zijn beurt de apostel Johannes († ca 100; feest 27 december) nog gekend had. De bisschop had hem in gezelschap van de priester Andoche († 2e eeuw; feest 24 september), de diaken Thyrsus († 2e eeuw; feest 24 september), de subdiaken Andéol (oorspronkelijk Anatolius; † 2e eeuw; feest 1 mei) en nog een paar geestelijken naar Gallië gestuurd om daar het evangelie te verkondigen. Ze landden ergens in de buurt van Marseille.
Andéol bleef enige tijd achter in Carpentras; vandaar trok hij naar Viviers waar hij uiteindelijk de marteldood gestorven is.
De overigen bereikten de stad Autun. Daar werden ze welwillend ontvangen door de senator Faustus. Benignus wist zo overtuigend over Jezus en het evangelie te vertellen dat de Romeinse hoogwaardigheidsbekleder zijn godsdienst opgaf en zich tot Christus bekeerde, samen met zijn zoon Symforianus. Spoedig groeide dit eerste begin uit tot een bloeiende christengemeente.
Faustus vroeg nu aan Benignus naar Langres te gaan en daar te proberen de kleinkinderen van matrone Leonilla, de drieling Speusippus, Eleusippus en Meleusippus, tot het ware geloof te bekeren. Zo toog Benignus daarheen op weg, en wist door zijn inspirerend voorbeeld de drie jongemannen inderdaad tot Christus te brengen. Zij lieten zich dopen, verwijderden alle Romeinse godenbeeldjes uit hun villa en veranderden hun woning in een kerkje dat door Benignus werd toegewijd aan de apostel Sint Johannes.
Vervolgens ging Benignus door naar Dijon. Daar vond hij gastvrij onderdak bij een vrouw, Paschasia genaamd († ca 178; feest 9 januari) en is hij uiteindelijk de marteldood gestorven.
Vanuit Langres kwamen er ook relieken naar de Zuid-Duitse plaats Ellwangen, waar zij de tweede patroons werden van de plaatselijke St-Vituskerk. Hier bevindt zich een wandschildering, waarop de heiligen staan afgebeeld.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen