× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 640  Maclou van St-Malo

Info afb.

Maclou (ook Macco-louo, Mach-Low, Machut, Machutes, Machutus, Macliavus, Maclout, Maclovis, Maclovius, Maclovus, Maclow, Macou, Macout, Macut, Macutius, Macutus, Maleit, Maleu, Malo, Malon, Malou, March-low of Mulen) van St-Malo (ook van Aleth), Bretagne, Frankrijk; † ca 640.

Feest 15 november.

De oudste levensbeschrijving die er over Maclou bestaat, is van de hand van een zekere monnik Bili, wellicht een latere opvolger van Maclou op de bisschopszetel van St-Malo; zijn werk gaat terug tot de negende eeuw, ruim tweehonderd jaar na de dood van Maclou. Historische betrouwbaarheid moeten we niet teveel verwachten; wel verhalen die Maclou's heiligheid en de trots van de plaatselijke bevolking over hun heilige zullen onderstrepen.

Maclou moet afkomstig zijn geweest uit Wales. Volgens een oude overlevering was hij een zoon van graaf Guen en gravin Dervela. Zijn opvoeding ontving hij in een klooster, zoals in de vroege middeleeuwen zeer gebruikelijk was voor welgestelde kinderen. Zijn leermeester was een priester en schijnt Festivus geheten te hebben. Hij werd monnik bij Sint Brendan de Oudere († ca 578; feest 16 mei), de Keltische abt van het beroemde naar hem genoemde middeleeuwse reisverhaal.

Met een groep medemonniken stak hij over naar Bretagne. Het was in die tijd heel gebruikelijk dat Welshe monniken naar Bretagne kwamen. Een van de oude boeken die hierover vertellen, geeft een opsomming: Armel, die bij Rennes ging wonen († 552; feest 16 augustus); Samson, de latere bisschop van Dol († 565; feest 28 juli); Tugdual († ca 564; feest 30 november); Magloire († 575; feest 24 oktober); Paternus, bisschop van Vannes († ca 480; feest 15 april); Brieuc van St-Brieuc († 510; feest 1 mei), Méen, die nog een draak zou vangen met zijn ceintuur († 617; feest 21 juni), Gildas van Rhuys, bijgenaamd de Wijze († 570; feest 29 januari), Goulven († 616; feest 3 juli), Columbanus († 615; feest 23 november); de verder volslagen onbekende kluizenaar Sint Munochus (of Innochus); Felix, de latere bisschop van Nantes († 582; feest 7 juli); Vennoc (hier is niet duidelijk welke heilige van deze naam wordt bedoeld) en nog talloze anderen.

Toch bestaan er enkele legendes die de aanleiding voor Maclou's overtocht proberen te verduidelijken.

Legende 1
Mensen in Maclou's omgeving speelden kennelijk met het plan om de heilige man ergens in zijn vaderland tot bisschop te benoemen. Maar hij achtte zich zo'n uitverkiezing niet waardig en nam de vlucht met een aantal monniken. Zo stak hij het Kanaal over en landde in Bretagne.

Legende 2
Brendanus' klooster stond te Lancarvan, in het graafschap Glamorgan. Er woonden wel vierduizend monniken. Het schijnt dat abt Brendanus een bijzondere voorliefde opvatte voor zijn leerling Maclou. Dat wekte de jalouzie van zijn medebroeders. Er ontstond een onleefbare situatie en de beide mannen besloten ergens anders heen te gaan om rust te hebben. Maar dat hadden de booswichten voorzien en ze verstopten de bootjes, zodat zij niet weg konden. Brendanus en Maclou bleven op het strand staan en plotseling verscheen er een grote walvis. De heilige mannen klommen op zijn rug en kwamen op de Hebriden terecht. Daar verbleven zij een tijdje tot Maclou besloot zijn kluizenaarsleven in Bretagne voort te zetten.

Andere versie
Dit zelfde voorval wordt door een andere levensbeschrijving enigszins anders verteld. Maclou viel op door zijn intense gebedsleven en zijn deugdzaamheid. Daarom werd hij uit zijn klooster gehaald om bisschop te worden van het gebied waar zijn vader de scepter zwaaide, Castel-Gwent. Maar de drukte van de gaande en komende man en de eindeloze spreekuren, waarbij hij onvermoeibaar naar de zorgen en klachten van zijn gelovigen moest luisteren, maakten dat er van zijn gebedsleven niets meer terecht kwam. Hij begon te vrezen dat dit zijn roeping niet was. Hij smeekte God om duidelijkheid. Zo gebeurde het dat op een dag in de mis de diaken het evangelie voorzong waarin Jezus zegt: "Wie niet alles verloochent en achterlaat, kan mijn leerlingen niet zijn." Hij had het gevoel dat die woorden rechtstreeks tot hem gericht waren, en besloot andermaal de eenzaamheid op te zoeken en Wales te verlaten. Maar zijn oude vader wilde er niets van weten. Hij bezwoer aan alle bootbezitters van Glamorgan te weigeren zijn zoon aan boord te nemen.
Intussen had Maclou zijn maatregelen getroffen; hij had een aantal medestanders onder de monniken gevonden die met hem mee wilden gaan; onder hen bevond zich de abt, Sint Brendan, zelf. Maar tot zijn niet geringe verbazing konden ze niemand vinden die bereid was hen over te varen. Voor de zoveelste maal stortte hij een vurig gebed tot God, met het verzoek dat hij deze onderneming, die hij op Gods aanwijzing begonnen was, tot een goed einde mocht brengen, geheel volgens zijn bedoelingen. Op dat moment verscheen er een boot, bestuurd door een jongeman; deze bood hem zijn diensten aan. Volgens de verteller van deze legende was deze jongeman Jezus zelf, die het de heilige mogelijk maakte zijn roeping te volgen.
Zo stak hij over en landde op een klein eilandje voor de Bretonse kust; daar trof hij een oude kluizenaar, Aäron. Bij hem sloot hij zich aan en stelde zich onder diens leiding.

Over de periode dat Maclou nog leerling was van Sint Brendanus bestaat ook nog een andere legende. Deze gaat ervan uit dat Maclou tot Brendanus' gezelschap behoorde tijdens diens beroemde zeereis, waarover wordt verteld in de legende van 'De Reis van Sinte Brandaan'. In de oorspronkelijke tekst valt Maclou's naam nergens. Maar in zijn levensbeschrijving horen wij de volgende legende.

Legende 3
Dit wonder gaat terug tot de tijd dat Maclou nog leerling was van Sint Brendan. In gezelschap van zijn meester maakte hij een lange zeereis met de bedoeling om de heidenen te bekeren die op de verst afgelegen eilanden woonden. Gedurende die reis gebeurde het dat het paasfeest naderde. Maclou ontwaarde een eilandje dat overdekt leek met zand. Hij vroeg zijn leermeester toestemming om er aan te leggen en er de Heilige Mis te vieren. De toestemming werd gegeven, de reizigers legden aan en Sint Maclou begon de gezangen van de plechtige heilige mis te zingen. Maar toen hij bij het 'Agnus Dei' kwam, begon het eiland vervaarlijke schokbewegingen te maken. Zonder een spoor van verwarring werkte de voorganger rustig naar het einde van de mis toe; daarna steeg hij weer met zijn collega's in de boot. Toen gebeurde het wonder! Wat de vrome monniken hadden aangezien voor een eilandje, bleek in feite de rug van een enorme walvis te zijn. Het dier dat daar natuurlijk heen was gestuurd op aanwijzing van God zelf om zijn dienaren in de gelegenheid te stellen de Heilige Mis op te dragen, had rustig het einde van de plechtigheid afgewacht om tenslotte weer in de golven te verdwijnen.
[166p:113]

Hoe dan ook, zijn levensbericht vertelt, dat hij op een goed moment afscheid nam van zijn leermeester Brendan, en zich als kluizenaar vestigde op een eilandje voor de Bretonse kust. Daar woonde reeds zijn bejaarde collega Aäron († eind 6e eeuw; feest 22 juni).

Andere traditie
Er bestaat ook een andere overlevering. Die vertelt dat Maclou rond 547 geboren werd op het eilandje Raux of Roc voor de kust bij St-Malo. Zijn ouders waren kort daarvoor daarheen overgestoken. Daar woonde dan ook zijn leermeester Festivus. Op een van zijn tochten legde Brendanus er een tijdje aan. Bij zijn vertrek zou Maclou besloten hebben met hem mee te gaan en zich onder zijn monniken te scharen.

Ook over de tijd dat hij als kluizenaar op dit eilandje doorbracht bestaat er een legende.

Legende 4
Tijdens een wandeling in de buurt van zijn kluizenaarshut trof hij aan de rand van een bos een huilende boerenknecht aan. De heilige bleef staan en vroeg naar de oorzaak van zijn verdriet. "Ik moest een zeug met acht jongen in de gaten houden, maar het beest is twee dagen geleden doodgegaan en nu durf ik niet meer terug naar mijn baas." Vol medelijden raakte Maclou de zeug aan met zijn staf, en onmiddellijk werd het beest weer levend.
[166p:114]

Waarschijnlijk moet ook in deze periode van Maclou's leven zijn beroemdste legende geplaatst worden.

Legende 5
Op een snikhete dag was Maclou aan het werk in de buurt van zijn cel. Hij had zijn overkleed met capuchon uitgedaan en aan een tak gehangen. Groot was zijn verrassing toen hij tegen de avond zijn kleed weer wilde aandoen en bemerkte dat een winterkoninkje een eitje had gelegd in de capuchon. Enthousiast en vol vreugde dankte hij God. Omdat hij het diertje, dat zich onder zijn bescherming had geplaatst, natuurlijk niet wilde storen, liet hij de capuchon hangen. De volgende morgen was er niet één ei: er waren er twee; de dag daarop drie, vervolgens vier; dat ging zo zes dagen door. De zevende dag begon het winterkoninkje te broeden. De heilige wachtte geduldig tot het gebroed uitkwam en op eigen kracht kon wegvliegen. Toen pas nam hij zijn capuchon weer mee.
[166p:115]

Op het vasteland tegenover dit eilandje lag de plaats Aleth, het huidige St-Servan, een voorstadje van St-Malo. De mensen ter plaatse vertellen graag dat hij daar de eerste bisschop werd. Maar het schijnt dat hem al dertien prelaten vooraf waren gegaan. Hun namen zijn onbekend, maar de dertiende zou Budoc geheten hebben. Een oud boek weet te vertellen (overigens zonder bronvermelding) dat de heilige Hiëronymus († 420; feest 30 september) ooit een brief schreef aan een vrouwe uit Gallië; zij heette Algasia. Daarin schrijft hij dat zij het beste raad kan vragen aan ene Alethius, die helemaal aan het uiteinde van Gallië woont. Hiëronymus had gehoord dat het een bijzonder wijs en heilig man moest zijn. Dat zou dus een bisschop van Aleth geweest kunnen zijn. In dat geval gaan de voorgangers van Maclou op de bisschopszetel van Aleth al terug tot in de vierde eeuw.

Maclou toonde zich een bekwaam bestuurder. Over deze tijd vertelt de volgende legende.

Legende 6
Er wordt verhaald hoe hij zich in de paasnacht klaarmaakte voor de dienst. Maar om de een of andere reden ontbrak er wijn; er was zelfs geen kelk. Maclou nam wat water en veranderde dat in wijn. Daarop nam hij een steen en veranderde die in een kelk.

Wellicht een beeldende manier om uit te drukken dat met hem de tijden van het evangelie waren aangebroken in die streek en dat door zijn toedoen het gewone leven van daar werd verheven tot een christelijk leven.

Volgens de plaatselijke overlevering stichtte Maclou aan het begin van de 7e eeuw in het Bretonse plaatsje Roz-sur-Couasnon een kerk met een kloostertje, dat hij aan Sint Maarten toewijdde. Hij was daartoe geïnspireerd door Sint Columbanus († 615; feest 23 november), die juist enkele jaren tevoren in gezelschap van een aantal monniken vanuit Ierland naar het vasteland was overgestoken en in het Bourgondische Luxeuil een kloostervestiging was begonnen; dat was rond het jaar 585. Maclou had hem opgezocht en na terugkeer had hij het Sint-Maartenskloostertje gesticht. Maar de vorst van het gebiedje waartoe Aleth behoorde, graaf Hailoch, had dit alles weer verwoest. Ten gevolge van deze wandaad was hij met blindheid geslagen. Toen Maclou hem genas, kwam Hailoch tot het inzicht dat hij de man Gods voortaan beter te vriend kon houden.
Vanaf dat moment genoot Maclou de bescherming van de plaatselijke vorst. Maar nadat deze was overleden, begonnen de moeilijkheden pas goed. Allerlei rijke families begonnen hem dwars te zitten. Zij konden het niet hebben, wanneer er weer een mooie erfenis aan hun neus voorbijging, omdat een vermogend familielid al zijn geld bleek te hebben weggeschonken aan de heilige bisschop en diens ondernemingen. Om de zaak niet op de spits te drijven zag Maclou zich op den duur genoodzaakt zijn bisschopszetel te verlaten en weer de eenzaamheid op te zoeken. Hij trok zich terug op het Ile d'Oléron voor de kust tegenover het stadje Marennes in Aquitanië. De bisschop van Saintes, Sint Leontius († ca 640; feest 19 maart), stelde hem in zijn bisschopsstad een kloostertje ter beschikking. Ook hierover bestaat een legende.

Legende 7
Net als bisschop Leontius was ook de plaatselijke bevolking bijzonder op Maclou gesteld. Dat lieten ze merken door hem een ezeltje cadeau te geven dat het hout kon dragen dat vanuit de bossen naar het kloostertje vervoerd moest worden. Maar op een dag lette de oppasser niet goed op, en het beest werd opgevreten door een wolf. Daarop gebood Maclou dat de wolf dan maar zelf de taken van het ezeltje moest overnemen. Dat deed hij met alle plezier, aldus de legende, zolang Maclou leefde.

Soortgelijke legenden worden er ook verteld van Corbinianus, Vedastus, Remaclus en Ghislain, maar dan met een beer.

Intussen ging het slecht in Maclou's eigen bisdom. Het werd getroffen door allerhande rampen, zoals misoogst, honger en besmettelijke ziektes. Zijn onderdanen kwamen hem smeken om terug te keren en hen van hun onheil te verlossen. Maclou kreeg medelijden en vergaf hun, zodat de ellende tot een eind kwam. Maar hij achtte zich te moe om het bisschopsambt weer op zich te nemen. Hij benoemde Sint Gurval als zijn plaatsvervanger en opvolger († 623; feest 6 juni).
Hij trok nu in bij Leontius in diens verblijf te Archembray. Daar is hij gestorven. Volgens de overlevering moet hij 123 jaar geworden zijn. Die leeftijd is in elk geval ruim genoeg om alle legenden die over hem de ronde doen, in verband te brengen met andere bekende historische omstandigheden en personen. Het kloostertje waar hij stierf, heette sindsdien naar de heilige St-Macout.
Maclou werd bijgezet in de kerk van Aleth. Toen dit stadje in later eeuwen tot verval kwam, bracht men de bisschopszetel over naar een eilandje voor de kust vlakbij zijn oorspronkelijke woonplaats. Daar werd zijn lichaam bijgezet in de kathedrale kerk. Sindsdien heet het St-Malo.

Verering & Cultuur
In Bretagne wordt hij tezamen met Samson van Dol, Patern van Vannes, Corentin van Quimper († ca 490; feest 12 december), Pol-Aurélien van Léon († ca 575; feest 12 maart), Tugdual van Tréguier en Brieuc van St-Brieuc vereerd als een van de Zeven heilige Bisschoppen van Bretagne. Verschillende kerken zijn er aan hem toegewijd en plaatsjes naar hem genoemd, zoals Saint-Malo de Baignon, Saint-Malo de Fillie, Loc-Malo en Saint Malo du Jugon.
Eeuwen later kreeg Bretagne ernstig te lijden onder de invallen van de Noormannen. Van overal sloegen monniken op de vlucht het binnenland in. De kostbaarste schatten namen ze mee. Daar hoorden altijd de relieken van de heiligen uit hun midden bij. Zo kwamen in die tijd de relieken van talloze Bretonse heiligen in Parijs terecht. Maclou was daar één van. Aan hem toegewijde kerken, of kerken met zijn relieken zijn te vinden in de Franse plaatsen Saint-Malo, waarvan hij patroonheilige is, Saint-Maclou-de-Pontoise, Bar-sur-Aube en Saint-Maclou de Moiselles bij Versailles.
Van lieverlee verspreidde zich zijn verering over Noord-Europa. Relieken van Maclou belandden minstens voor een gedeelte in het Zuid-Belgische klooster te Gembloux. Dat is gesticht door ene Ansfridus, misschien zelf wel een Breton van origine. Deze Ansfridus had ook landgoederen in het huidige Westland. Hij stichtte daar een kerkje en noemde het met een brede armzwaai Monasterium (= 'klooster'), later verbasterd tot Monster. Er hebben echter voorzover bekend nooit monniken of monialen (vrouwelijke kloosterlingen) gewoond. Misschien was hij van plan daar een klooster te vestigen en begon hij met de bouw van de kloosterkerk? In ieder geval wijdde hij zijn nieuwe kerkelijke vestiging toe aan zijn dierbare heilige Maclou, wiens naam intussen is aangepast aan Latijnse oren: Machutus.
In Nederland is er een Machuutbedevaart in het Brabantse Escharen. Hier zingt men:

"O Sint-Machuut, o lieveling des Heren
die om uw deugd de hemelvreugd geniet,
wij komen u als vrome pelgrims eren
tot uwe lof weerklinkt ons huldelied."

In Nederland is er maar één kerk aan hem gewijd: die van Monster!
In het Vlaamse Wannegem vindt op de 3de zondag van november tijdens de St-Machutuskermis een ruiterwandeling plaats. Ook Zwijndrecht bij Antwerpen is een Machutusbedevaartplaats.

Zijn voorspraak wordt ingeroepen bij grote rampen; tegen jicht, verlamming en zenuwziekten en in het bijzonder tegen (steen)puisten (in het Frans ook 'clous' genoemd: dat valt samen met de naam van Saint Ma-clou...!). Speciaal roept men zijn hulp in tegen kolieken, met name bij kinderen, vooral in het Normandische plaatsje Sainte-Marie-du-Bois in de Manche. In de kerk bevindt zich een aan hem toegewijd altaar met een houten beeld van hem erop. Daar komen moeders, al of niet met hun baby, een kaarsje branden of vragen of er een mis gelezen kan worden. Ook staat er een mandje met linten in allerlei kleuren om hem hulde te brengen. Men kiest dan meestal de kleur die die van de ontlasting het meest benadert...
Hij wordt afgebeeld als bisschop (mijter, tabberd en staf); terwijl hij een man geneest die blind is geworden nadat deze had geprobeerd een kerk te vernielen die Machutus had gebouwd; met een kind aan zijn voeten met een kruk dat om genezing vraagt (legende); terwijl hij de mis opdraagt op de rug van een walvis; met een schip in zijn nabijheid.


Bronnen
[Aut.1986; BjL.1986; Brg.1987p:113-115; DSB.1979p:50.255; Gby.1991p; 305(afwijkende traditie) .398.452.504(opsomming); Gnc.2000p:40; Jrb(litanie)Lin.1999; Lo2.1837p:44; Mna.1988; Nwm.z.j.jr:0565; Pra.1988; R-C.1893p:373; Rge.1989; Rgf.1991; Roy.1986p:98; RR2.1640»11.15; Spt.1983p:181; Vce.1990»Maclovis-Aleth; Dries van den Akker s.j./2007.11.05]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen