× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 596  Magnerik van Trier

Info afb.

Magnerik (ook Magnerich, Magnericus of Meinrich) van Trier, Duitsland; bisschop; † 596.

Feest 25 & 27 juli

Naar het heet volgde hij rond 566 zijn leermeester Nicetius op als bisschop van Trier. Maar we moeten aannemen dat Rusticus aan hem voorafgegaan is gegaan, en dat hij die opvolgde. Zijn leven werd op basis van archiefstukken en documenten opgetekend door abt Eberwin in de eerste helft van de 11e eeuw, dus ruim vierhonderd jaar na zijn dood.

Volgens Eberwin was het precies Magnerik, op dat moment nog diaken, die Nicetius, zijn bisschop, als enige trouw bleef toen deze in ballingschap werd gestuurd en door al zijn mensen in de steek was gelaten. Geen van de andere bronnen durft dit met zekerheid te bevestigen.

Het hoeft dan ook niemand te verwonderen dat hij in aanmerking kwam om de opengevallen bisschopszetel van Trier te bestijgen. Hij stond in hoog aanzien bij de Frankische koning Childebert II († 596) en trad als doopgetuige op bij diens oudste zoon, de latere koning Theudebert II.

Die Theudebert was in feite de zoon van een bijvrouw. Volgens de Kroniek van Fredegar was hij in werkelijkheid een zoon van Childeberts tuinman. Dan zou hij dus helemaal niet van koninklijken bloede geweest zijn. In 612 zou hij met zijn beide nog jonge kinderen door zijn halfbroer Theuderik worden vermoord.

Toen hij in de Ardennen het plaatsje Eposium (= het huidige Carignan) visiteerde, werd zijn aandacht getrokken door een getalenteerde koorknaap, Gaugerik geheten, de latere heilige bisschop van Cambrai († 623/26; feest 11 augustus). Wellicht werd de jongen door zijn pastoor aan de bisschop voorgesteld. Magnerik diende hem de lagere wijdingen toe, en beloofde hem diaken te wijden, zodra hij het hele psalter uit zijn hoofd zou kennen. Zo geschiedde.

Hij was een van de bisschoppen die aan Wulfilak gebood zijn leven als pilaarheilige te beëindigen.

Gregorius van Tours vertelt in zijn 'Geschiedenis van de Franken' hoe hij zijn collega Theodorus van van Marseille († 593; feest 3 februari) ondersteunde: 'Bisschop Theodorus werd gevangen gehouden door koning Guntram († 592; feest 28 maart), maar hem werd geen haar gekrenkt. Hij is bijzonder heilig man en standvastig in het gebed. Bisschop Magnerik van Trier vertelde me dit verhaal over hem: "Toen Theodorus een paar jaar geleden", zo begon hij, "werd meegenomen om voor koning Childebert te verschijnen, werd hij ontzettend scherp bewaakt. Als ze in een stad kwamen, werd het hem niet toegestaan om de bisschop of iemand van de gelovigen even te zien. Hij was al lang en breed in Trier gearriveerd, toen het de bisschop ter ore kwam dat hij daar in het geheim was ingescheept om afgevoerd te worden. Dat stemde de bisschop uitermate verdrietig. Hij ging onmiddellijk de deur uit, en trof Theodorus nog op de oever van de rivier. Hij sprak de bewakers aan en vroeg hun waarom ze hun gevangene op zo'n onmenselijke manier behandelden, en hem zelfs niet toestonden een paar woorden te wisselen met zijn collega-bisschop. Het eind van het liedje was dat hij Theodorus even mocht spreken. Hij omhelsde hem, gaf hem wat schone kleren en nam weer afscheid. Hij begaf zich naar de kerk van Sint Maximinus, wierp zich languit neer voor diens graf en overdacht de woorden van de apostel Jacobus: 'Bid voor elkaar, zodat je genezing mag vinden' [Jacobus 05,16]. Hij bad daar lange tijd onder tranen, terwijl hij God smeekte zijn broeder te hulp te komen. Tenslotte ging hij weer naar buiten.'

Magnerik raakte ook betrokken bij een andere zaak waarover Gregorius van Tours uitvoerig bericht in zijn 'Geschiedenis van de Franken'. De aanhangers van koning Guntram Boso hadden de St-Remigiuskerk van Metz, die buiten de muren lag, geschonden door een graf open te breken en leeg te roven. Omdat hij ook het leven koning Childeberts moeder koningin Brunhilde zuur maakte, opende Childebert II de jacht op hem, waarop Guntram Boso steun zocht bij invloedrijke bisschoppen als Sint Agerik van Verdun († 591; feest 1 december). 'Inderdaad haastte Agerik zich naar Childebert om een goed woordje te doen. Het viel de koning zwaar dat hij Agerik niet ter wille kon zijn. Hij zei: "Hij zal zich in hoogst eigen persoon bij mij moeten vervoegen en genoegdoening moeten geven. Dan moet hij voor mijn oom, koning Guntram, verschijnen. En wat die ook beslist, dat zal ik ten uitvoer brengen." Guntram Boso werd naar de koninklijke residentie gebracht.

Hij werd ontdaan van zijn wapens en kreeg handboeien om. Zo leidde bisschop Agerik hem voor aan de koning. Hij wierp zich voor Childebert te voet met de woorden: "Ik heb gezondigd tegen u en uw moeder; ik ben ongehoorzaam geweest en ingegaan tegen uw bevelen en de wil van het volk. Daarom smeek ik u nu om vergeving voor wat ik allemaal verkeerd heb gedaan jegens u." Koning Childebert zei hem van de grond op te staan. Toen vertrouwde hij hem toe aan Agerik met de woorden: "Hij blijft bij u, bisschop, tot het moment dat hij voor koning Guntram moet verschijnen."
[x,8]

Op een goed moment drong koning Guntram aan op een ontmoeting. Childebert nam zijn moeder, zuster en vrouw mee op weg naar zijn oom.

Respectievelijk Brunhilde, Chlodesind en Faileuba. Waarschijnlijk vond die ontmoeting plaats te Trier.

Ook bisschop Magnerik van Trier was er en Guntram Boso voor wie bisschop Agerik van Verdun zich garant had gesteld. Hijzelf was er echter niet bij. Er was besloten dat er niemand voor Guntram Boso's verdediging zou pleiten. Dus als de koning mocht besluiten dat Guntram Boso ter dood veroordeeld moest worden, zou er geen bisschop zijn die zou pleiten voor vergeving. Maar mocht de koning hem in leven laten, dan zou hij meteen vrij zijn. De beide koningen kwamen tot de conclusie dat Guntram Boso schuldig was aan een hele reeks misdrijven; hun uitspraak was doodstraf.

Op hetzelfde moment dat Guntram Boso dit hoorde, rende hij naar het verblijf van Magnerik. Hij barriadeerde alle deuren, gooide al het personeel eruit en zei tegen Magnerik: "Allerheiligste bisschop, ik weet dat u grote invloed hebt op beide koningen. Daarom neem ik mijn toevlucht tot u en smeek u mij te helpen ontsnappen. De beulen die mij moeten afmaken, staan al hier voor de deur. Maar begrijp dit wel: ofwel u helpt mij te ontsnappen ofwel ik dood u hier ter plekke, en ga dan buiten mijn eigen dood tegemoet. Laat dit duidelijk zijn: als ik sterf, dan sterft u ook; dus u hebt nu dezelfde kans om te overleven als ik. Heilige bisschop, ik weet dat u zoiets als een vader bent voor de zoon van de koning en voor de koning zelf, en alwat u hun vraagt, geven ze u; nooit zouden ze uwe heiligheid iets weigeren. Dus vraag om vergeving voor me, anders zullen we samen sterven." Bij deze woorden had Guntram Boso zijn zwaard getrokken. De bisschop was ontzet over dit alles: "Wat kan ik voor je doen, zolang ik hier opgesloten zit?" vroeg hij. "Dus geef me de kans naar de koning te gaan en hem te vragen medelijden te hebben. Het is denkbaar dat hij barmhartig zal zijn." "Dat zou u wel willen", antwoordde Guntram Boso. Stuur maar een paar van uw abten en andere vertrouwenspersonen om mijn woorden over te brengen." Maar wat de koning ter ore kwam was niet wat er in feite aan de hand was. In plaats daarvan vertelden zij dat Guntram Boso onderdak had gevonden bij de bisschop. Met het gevolg dat de koning zijn zelfbeheersing verloor. "Als de bisschop niet naar buiten komt, zet hij zijn eigen leven op het spel voor deze verrader." Toen dit Magnerik werd overgebracht, stuurde hij andere boodschappers naar de koning die wel vertelden hoe de vork in de steel zat. "Steek het huis in brand," antwoordde koning Guntram. "Als de bisschop niet naar buiten kan komen, roken we ze allebei uit." Dit werd overgebracht aan Magneriks geestelijken. Zij foreerden de deur en trokken hem naar buiten. Toen Guntram Boso zag dat hij aan alle kanten door de vlammen was ingesloten, gordde hij zijn zwaard aan en ging naar de uitgang. Op het moment dat hij een voet over de drempel zette, gooide iemand uit de menigte een lans die hem vol op het voorhoofd raakte. Hij wankelde door de klap, werd razend en probeerde zijn zwaard te trekken. Maar hij werd getroffen door de ene lans na de andere uit de menigte die hem insloot. Zij staken van alle kanten hun speren tot aan de schacht tussen zijn ribben, zodat zijn lichaam niet eens kon omvallen. Het handjevol sympathisanten werd meteen ook gedood en hun lijken werden samen met het zijne in de open lucht opgehangen. Na wat heen en weer gepraat gaven de koningen toestemming ze te begraven.'
[x,10]

Bisschop Magnerik had een grote devotie voor Sint Martinus van Tours en stichtte in de omgeving een aantal aan hem toegewijde kerkjes, waaronder die van Karden. Ook renoveerde hij de St-Martinuskerk in Trier, die was voortgekomen uit het woonhuis van Taetradius. We herinneren ons hoe Martinus op zijn verzoek bij een slaaf de duivel had uitgedreven, en hoe Taetradius daarop christengelovige was geworden. Blijkbaar heeft hij later zijn woonhuis tot een Martinuskerk laten verbouwen. In die kerk werd Magnerik na zijn dood bijgezet. Later zou rond deze kerk ook een klooster ontstaan.

Verering & Cultuur
De dichter Venantius Fortunatus († kort na 600) noemt hem 'een sieraad onder de bisschoppen', omdat hij vervolgde christenen in bescherming nam, zoals we ook hoorden bij Gregorius van Tours.


Bronnen
[Bri.1953; Bvl.1987p:67; HiH.1987p:112; Lin.1999; Pnz.1988p:197; Süt.1941p:238; Dries van den Akker s.j./2005.03.15]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen