× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1572  Martelaren van Gorkum

Info afb.
Onder: Geloven ja, kerk nee

Negentien Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli.

Adriaan Janszen van Hilvarenbeek, Andries Woutersz, Antonius van Hoornaar ofm, Antonius van Weert ofm, Claes Pieck ofm, Claes van Poppel, Cornelis van Wijk, Dirk van der Eem, François de Roye ofm, Govaert van Duynen, Govaert van Melver ofm, Jacques Lacops o.praem., Jan van Hoornaar op, Jan Lenaertsz van Oisterwijk augustijner koorheer, Jeronymus van Weert ofm, Lenaert van Vechel, Nicasius van Heeze ofm, Pieter van Assche ofm, Willehad de Deen ofm

Inleiding
In de vroege morgen van vrijdag 27 juni van datzelfde jaar gaf de stad Gorkum zich over aan de Geuzen onder voorwaarde dat allen - dus ook de geestelijken, die in de verdedigingswerken hun toevlucht hadden gezocht - een vrije aftocht zouden krijgen. De geuzen beloofden het, maar eenmaal in de stad waren zij hun beloften ten aanzien van de geestelijken vergeten. Zij hielden ze voorlopig in hechtenis: het ging om de beide pastoors van de grote Sint-Janskerk, enkele kanunniken en de franciscanen uit het klooster in de Arkelstraat. Van het begin af aan stond vast, dat zij naar het hoofdkwartier in Den Briel zouden worden overgebracht om daar te worden gehangen. Maar voor het zover was hadden zij nog een ware lijdensweg te gaan, die in heel veel opzichten leek op de lijdensweg van Jezus zelf. Waar ze maar konden onderwierpen de geuzen hun slachtoffers aan pesterijen, vernederingen of zelfs lichamelijk geweld.

Op maandag 30 juni werden er twee burgers terechtgesteld. De pastoor van de grote kerk, Lenaert van Vechel, werd uit de gevangenis gehaald om de twee slachtoffers bij te staan in hun laatste ogenblikken. Door dit gebeuren sloeg de stemming in de stad enigszins om ten gunste van de gevangenen. Daarom lieten de geuzen de pastoor op vrije voeten en bevalen hem om op 2 juli, het feest van Maria Visitatie, in de kerk een passende preek te houden. Ze hoopten, dat de goede man intussen zo geïntimideerd was door de behandeling van de laatste dagen, dat hij wel ten gunste van de nieuwe leer zou preken. Het tegendeel was waar. Voor een afgeladen kerk waarschuwde hij voor de leer en de handelwijze van de veroveraars. Onmiddellijk daarna kwam zijn zus Maria hem smeken mee te gaan naar zijn bejaarde moeder in Den Bosch, die ernstig ziek was. Ongemoeid verlieten zij de stad, staken de rivier over naar Woudrichem, maar aan de overkant werden ze achterhaald door woedende geuzen. Pastoor van Vechel werd weer bij de andere gevangenen gevoegd.

Intussen deden invloedrijke familieleden en kennissen pogingen hun dierbaren vrij te krijgen. Tevergeefs. Niet alleen, omdat de bezetters daar niet van wilden weten (of de losprijs moest wel uitzonderlijk hoog zijn, zoals in een enkel geval bleek!), maar ook omdat de gardiaan van de franciscanen zelf, Claes Pieck, alle aanbiedingen rond zijn persoon van de hand wees. Zolang zijn medebroeders vastzaten, diende hij bij hen te zijn en nergens anders.

In de dagen die volgden, waren het Claes Pieck en pastoor Lenaert van Vechel die het meeste te lijden hadden van de wrede spelletjes, die de geuzensoldaten zo nu en dan met hen kwamen spelen. Ook de ondergardiaan Jeronymus van Weert, die in de ogen van de geuzen met zijn forse, ronde gestalte het meest beantwoordde aan het gehate beeld van de smulpaap, moest het ontgelden.

Intussen was op 3 juli pastoor Jan uit Hoornaar aan de gevangenen toegevoegd. Toen de voltallige geestelijkheid van Gorkum eenmaal vastzat, had hij vanuit het vijf kilometer verderop gelegen Hoornaar de hoogstnodige taken overgenomen, zoals dopen en bedienen. Zo pendelde hij herhaaldelijk tussen Gorkum en zijn woonplaats heen en weer, totdat ook hij door de geuzen gegrepen was en bij de anderen gevoegd.

In de late avond van zaterdag 5 juli werden de geestelijken van hun bovenkleren ontdaan en in het ruim van een schuit gestopt, die hen naar Dordrecht zou brengen. Waarschijnlijk omdat dit allemaal lang niet erg genoeg was, werden ze onderweg overgeladen op een oude mosselschuit, waarvan het ruim stonk en glibberde van aangekoekte bedorven mosselen. Na een korte onderbreking op zondag in Dordrecht, waar de gevangen voor de zoveelste keer werden blootgesteld aan hoon en smaad van de bevolking, bereikten ze in de vroege ochtend van maandag 7 juli Den Briel.

Eenmaal uitgeladen moesten de gevangen een processie vormen, religieuze leideren zingen (die door de geuzen met rauwe kelen werden meegebruld) en rond een daar opgestelde galg lopen. Toen men er genoeg van had, werden ze in een kerker gestopt, waar het daglicht niet doordrong en die vochtig was van ongedierte en menselijke uitwerpselen.

Op dat moment bleek dat er nog andere priesters gevangen zaten: Andries Wouters, de pastoor van Heinenoord, en twee norbertijnen: Adriaan van Hilvarenbeek en Jacques Lacops. Zij behoorden tot het klooster van Middelburg en waren van daaruit gestationeerd in Monster om er de zielzorg voor hun rekening te nemen. Op slinkse wijze waren ze daar 's nachts door rondschuimende geuzen uit de pastorie gelokt en meegetroond naar Den Briel. Onderweg hadden de intussen dorstig geworden geuzen aan vissers die op het punt stonden de zee op te gaan, gevraagd of ze hun pastoor wilden ruilen tegen een vat bier. Daar zagen de zeelui niets in.

De middag van de 7e juli werden allen aan een verhoor onderworpen. Ieder kreeg een laatste kans zijn geloof te verzaken en vrij man te worden. In de middag van de dag daarna, dinsdag 8 juli, werd in het bijzijn van aanvoerder Lumey een heus theologisch debat georganiseerd tussen enkelen van de gevangenen en twee predikanten van de nieuwe leer, van wie een zekere Andries Cornelissen het woord deed, terwijl zijn secondant, Cornelis Corstenz niet beter wist te doen dan telkens uit te roepen: "Hang ze toch op!"

Andries Cornelissen opent het dispuut en stelt voor te spreken over het zuivere woord van God, dat - zo voegt hij eraan toe - door de onware prediking en de bedorven uitleg van de papisten vervalst is.

Daarop vraagt Lenaert van Vechel: "En wat is dan het zuivere woord van God?"

Andries antwoordt: "Het Oude en Nieuwe Testament."

Lenaert: "Wat verstaat u onder het Oude en Nieuwe Testament? Bedoelt u de geschriften die zo heten?"

Na een bevestiging van Andries vervolgt Lenaert: "Van wie hebt u de leer en de zekerheid ontvangen, dat de schriften van de beide testamenten het Woord van God zijn? Wie heeft u dit overgeleverd en welk bewijs kunt u hiervoor aanvoeren?"

En Claes Pieck voegt er nog aan toe: "Neemt u het evangelie aan? Van wie hebt u dat dan ontvangen? Wie hebben u geleerd, dat het ene evangelie door de apostel Matteus, het andere door Johannes geschreven is?"

Andries Cornelissen zwijgt, omdat hij heel goed beseft, dat zijn beide ondervragers hem in het nauw drijven. Omstanders beginnen zich ermee te bemoeien en vragen hun eigen Andries spottend of hij nu al het antwoord schuldig moet blijven. Met een ongelukkig gezicht merkt deze op: "U snapt toch wel waar zij heen willen? Zij willen mij laten zeggen dat het Woord Gods tot ons is gekomen door de overlevering van hun afgod, de anti-christ, de roomse paus. Doorziet u hun list dan niet?"

Lenaert van Vechel reageert: "Als wij over de Schriften willen disputeren, zoals u voorstelde, en als wij in het vervolg daaruit willen putten, dan moet toch eerst vaststaan, dat wat er in het Oude Testament vervat is, de heilige Schrift en het Woord van God is?"

Nu grijpen de omstanders in. Zij beseffen, dat hun predikanten verloren hebben.

Jeronymus van Weert wordt nog aan de tand gevoeld, evenals de twee norbertijnen en waarschijnlijk ook de onderpastoor Claes Poppel. Maar allen getuigen standvastig van hun geloof. Daarmee is hun doodvonnis getekend. In de vroege morgen van 9 juli worden ze tot op het blote lijf uitgekleed en een voor een opgehangen.

Verering & Cultuur

Volgens zeggen zou de claris Katharine Simonis, woonachtig in het klooster van de Duitse stad Trier, op het moment zelf in de geest de marteldood van de 19 hebben geschouwd, alsof ze erbij was. Zij stierf nog in hetzelfde jaar 1572: op 12 november.

Hun verhaal werd op schrift gesteld door Willem van Est (ook Gulielmus Estius: † 1613; feest 20 september) op basis van aantekeningen van zijn broer Rutger die in 1592 gestorven was. Op 14 november 1675 werden de martelaren door paus Clemens X († 1676) zalig verklaard. Bijna tweehonderd jaar later, 29 juni 1867 volgde de heiligverklaring door paus Pius IX († 1878).

In 1932 werd op het martelveld een ruime stenen kapel gebouwd. Tezamen met de plaatselijke parochiekerk groeide dit alles tot een bedevaartplaats, die steeds drukker bezocht wordt.

De 19 martelaren zijn patroons van de Missievereniging 'China' te Weert.

Ieder van hen wordt afgebeeld in de passende geestelijke kledij en met een strop om de hals; soms met kelk of monstrans in de hand (teken van hun geloof in de eucharistie).


Adriaan (ook Adrianus of Hadrianus) Janszen van Hilvarenbeek (ook Becanus, van Beek of ab Hilvarenbeca) o.praem., Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1528 geboren op de zogeheten 'Tulderse Hoef' in Hilvarenbeek. Als vijftienjarige jongen trad hij in bij de norbertijnen in de beroemde abdij te Middelburg. Deze monniken werden ook wel naar de kleur van hun kledij witheren genoemd, of premonstratenzers.

Op z'n twintigste was Adriaan een geprofeste monnik; waarschijnlijk heeft hij niet lang daarna de priesterwijding ontvangen. Vanuit de abdij werden talloze parochies tot in de verre omtrek voorzien van mankracht. Zo was in 1560 Adriaan toegewezen aan de parochie van het Zeeuwse plaatsje Aagtekerke. Volgens zeggen had hij een evenwichtig en beminnelijk karakter. In de week dat Den Briel in handen viel van de geuzen, werd hij overgeplaatst naar het Westlandse Monster om daar de gestorven pastoor Adriaan Lacops op te volgen. De reis over zee verliep moeizaam doordat hij in een zware storm terecht kwam. Hij legde dat zelf uit als een kwaad voorteken.

Op de pastorie trof hij de jonge kapelaan Jacques Lacops, eveneens afkomstig uit de abdij van Middelburg, en broer van de zojuist overleden pastoor Adriaan. Ook de oude heer Lacops woonde in op de pastorie, alsmede een huishoudster. Adriaan werd ingewerkt door zijn jongere medebroeder die hem uitlegde, dat de situatie in Monster bepaald niet gemakkelijk was. Hoewel het nog niet onder de invloedssfeer van de geuzen viel, had de nieuwe leer onder de gelovigen intussen toch al veel aanhangers gemaakt. Onderhuids broeide er van alles. Vele plaatsen langs de kust sympathiseerden openlijk met de geuzenbeweging. In het vervolg zou zelfs blijken, dat uitgerekend Monster per hoofd van de bevolking de hoogste geldelijke bijdrage zou leveren in de opstand tegen de Spanjaarden.

In de nacht van 6 op 7 juli werd er bij de pastorie aangeklopt. Vanachter de gesloten deur vroeg de huishoudster argwanend wat er was. De man maakte zich bekend als Jan Vrouwelingh. Hij zei dat de pastoor bij een zieke geroepen werd: "Er is echt geen gevaar bij." Nu stond deze man bekend als een onguur sujet die 's nachts langs de straten zwierf. Toch besloot pastoor Adriaan zijn plicht na te komen. Zodra hij de deur opende, stormde onverhoeds een aantal geuzen naar binnen en namen de kersverse pastoor, de jonge kapelaan Jacques en diens oude vader gevangen. Snel ging het naar Ter Heijde. Daar speelde zich het beschamende tafereel af met de visses die hun pastoor niet terug wilden hebben voor de prijs van een vat bier.

In Den Briel werden ze bij de gevangen uit Gorkum gevoegd. Op het moment van zijn dood moet Adriaan rond de 44 jaar oud geweest zijn.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; 500; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Andries (ook Andreas) Woutersz (ook Waltherus of Wouters), Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Van hem is niet veel bekend. Men veronderstelt, dat hij rond 1542 werd geboren, maar men tast in het duister omtrent zijn plaats van herkomst. Hij was pastoor in Heinenoord waar hij - zoals oude documenten opmerken - 'als een gehuwd man' samenleefde met een vrouw.

Op 7 juli was hij in handen gevallen van een geuzenbende papenjagers. Hij werd overgebracht naar Den Briel en bij de arrestanten uit Gorkum gevoegd. Twee dagen later werd hij - als laatste van de negentien - opgehangen. Op dat moment moet hij ongeveer dertig jaar oud geweest zijn.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; ">» Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Antonius (ook Antoon) van Hoornaar (ook van Hoornaer of Hornariensis) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij behoorde tot de communiteit van de franciscanen uit de Gorkumse Arkelstraat. Hoewel het onduidelijk blijft, wanneer hij werd geboren, is het zeker dat hij afkomstig was uit een arm gezin in Hoornaar. Hij was volkspredikant.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; ">» Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Antonius (ook Antoon) van Weert (ook de Weert of Werdanus) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1523 geboren in de Limburgse plaats Weert. Hij maakte deel uit van de franciscanen in de Arkelstraat. Van hem wordt gezegd, dat hij ernst maakte met zijn kloosterleven, streng was voor zichzelf, maar opgewekt en goedlachs onder de mensen. Hij trok de dorpen in de omtrek rond als volkspredikant en bedelmonnik. Op het moment van zijn dood was hij ongeveer 49 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Claes (ook Nicolaas of Nicolaus) Pieck (ook Pichius) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij was afkomstig uit een gegoede Gorkumse familie en werd geboren op 23 augustus 1534. Zijn vader heette Jan Aertse Pieck: een strijdbaar katholiek, die ervoor had gezorgd, dat de van ketterij verdachte pastoor van de Grote Kerk te Gorkum, werd weggewerkt en vervangen door de als betrouwbaar bekend staande Lenaert van Vechel. Ook Claes' moeder, Hendrikje Calff, kwam uit de betere katholieke kringen.

Voor zijn opleiding werd Claes ondergebracht in Den Bosch bij de Broeders van het Gemene Leven. Van daaruit bezocht hij de stadsschool. In die plaats trad hij in bij de franciscanen. Hij studeerde theologie in Leuven, waar hij o.a. nog les kreeg van de beroemde franciscaanse professor Adam Sasbout († 1553; feest 21 maart).

Rond 1558 moet hij priester gewijd zijn. Hij verbleef achtereenvolgens in Leuven, Brussel en Antwerpen tot hij in 1568 - pas 34 jaar oud - benoemd werd tot gardiaan van het convict in zijn geboorteplaats Gorkum. Omdat de kloostertucht en franciscaanse geest er in verval waren geraakt, stelde hij orde op zaken wat niet zonder moeite verliep. Hij wordt omschreven als een bleke, magere man, die een voorbeeldig kloosterleven leidde, veel preekte en biecht hoorde.

Tijdens zijn gevangenschap was hij een van de meest gewilde mikpunten van de pesterijen en folteringen der geuzen. Een keer werd hij zelfs zo toegetakeld, dat men hem voor dood hield, maar hij kwam weer bij zijn positieven. Een arts die bij hem werd toegelaten, schrok danig van de verwondingen, die hem waren toegebracht.

Intussen stelden hooggeplaatste familieleden pogingen in het werk om hem vrij te kopen. Maar hijzelf gaf hun te verstaan, dat zijn plaats bij zijn broeders was, en dat hij zonder hen de vrijheid niet zou verkiezen. Toen het zover was, koos men hem als eerste van de negentien om gehangen te worden. Op dat moment was hij dus nog geen 38 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Claes (ook Nicolaas of Nicolaus) Janssen van Poppel (ook Poppelius), Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd in 1532 uit arme ouders geboren in het plaatsje Weelde bij Poppel in de Kempen. In 1553 ging hij in Leuven studeren aan het college Het Varken, waar hij drie jaar later zijn licenciaat haalde in de Vrije Kunsten. In die tijd ontving hij waarschijnlijk de priesterwijding. In 1558 werd hij door de pastoor van Gorkum, Lenaert van Vechel, uitgenodigd om bij hem onderpastoor ('vice-cureit') te worden.

Claes wordt omschreven als een ijverig priester, eerder een doener dan een studiehoofd. In de omgang met mensen ontbrak het hem nog wel eens aan tact. Zo speurde hij tijdens godsdienstige plechtigheden en processies altijd nauwlettend om zich heen om te zien of de omstanders wel de nodige eerbied betrachtten. Op zondag was hij het die aan de jeugd katechismusles gaf.

Het schijnt dat hij er serieus over gedacht heeft in te treden bij de twintig jaar eerder opgerichte jezuïtenorde. Het was zijn pastoor Lenaert van Vechel geweest, die hem daarvan af had gehouden door hem erop te wijzen, dat in deze woelige tijden zijn gelovigen hem hier veel te hard nodig hadden.

Toen de onlusten met de geuzen begonnen, is zijn arme, oude vader nog vanuit Weelde naar Gorkum gereisd om hem te bewegen het gevaar te ontvluchten. Vader is onverrichterzake naar huis teruggekeerd: Claes bleef op zijn post. Tot het bittere eind. Op het moment van zijn dood was hij 40 jaar.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Cornelis (ook Cornelius) van Wijk (ook Wicanus) ofm, Brielle, Nederland; lekenbroeder & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij moet rond 1548 geboren zijn te Wijk bij Duurstede, en behoorde tot het franciscaanse convent in de Arkelstraat, waar hij lekenbroeder was. Hij was de eenvoud zelve en nam in alles wat hij deed een voorbeeld aan zijn overste Pater Pieck, in wie hij het volste vertrouwen had. Dat bleek nog eens tijdens de ondervragingen door Lumey, twee dagen voor de terechtstelling. Op diens vraag: "Wat is uw geloof?" antwoordde Cornelis: "Ik geloof alles wat mijn gardiaan gelooft, want de gardiaan gelooft wat de heilige Kerk gelooft."

Hij werd rug aan rug met zijn mede-lekenbroeder Pieter van Assche opgehangen; hooguit 24 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Dirk (ook Diederik, Dirck, Theodoricus of Theodorus) van der Eem (ook Emdenus) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd waarschijnlijk in 1499 geboren in Amersfoort uit een aanzienlijk magistratengeslacht. In weerwil van de grootse plannen die zijn familie voor hem in gedachten had, trad hij in bij de franciscanen van zijn woonplaats.

Verder is er niet zoveel over hem bekend. Hij ontving de priesterwijding en heeft - naar men veronderstelt - enige tijd in Dordrecht gewoond. In ieder geval treffen we hem reeds in 1560 in het convent te Gorkum. Vanwege zijn betrouwbare, gedegen vroomheid benoemde Claes Pieck hem tot rector van de zusters van het Agnietenconvent, waarvan de zorg aan de franciscanen was toevertrouwd. Hij deed wat er van hem werd verwacht, maakte een eind aan misstanden en wildgroei en herstelde de kloosterlijke geest.

Tijdens de lijdensweg horen we weinig over hem. Met Willehad de Deen behoorde hij tot de oudsten van de gevangenen. Tezamen met de meer contemplatief aangelegde Nicasius van Heeze waren zij onafgebroken biddend op de achtergrond aanwezig. Op het moment van zijn dood was hij rond de 73 jaar.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


François (ook Francis of Franciscus) de Roye (ook Rod, Rodius of Rowy) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1549 geboren uit een gegoede Brusselse familie. Hij bezocht de stadsschool, trad in bij de franciscanen en studeerde theologie. Het schijnt dat hij behoorlijk thuis was in bijbelkennis. In 1570 ontving hij de priesterwijding en werd hij naar Gorkum overgeplaatst. Op het moment van zijn dood was hij hooguit 23 jaar.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Govaert (ook Godefridus) van Duynen (ook Dunaeus), Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij was afkomstig uit Gorkum zelf, waar hij rond 1502 geboren was. Zijn ouders behoorden tot de gegoede burgerij getuige het feit, dat zijn vader, Dirk, op eigen kosten een Mariakapel had laten bouwen bij het leprozenhuis buiten de stad. Govaert ging theologie studeren in Parijs en behaalde daar de doctorstitel. Na lang aarzelen - hij was nogal scrupuleus van aard - liet hij zich tenslotte priester wijden en rond 1535 werd hij pastoor in een niet nader genoemde Noord-Franse stad.

In 1544 werd hij getroffen door een geestelijke stoornis die hem ongeschikt maakte voor verdere zielzorg; van toen af was hij een meelijwekkende scrupulant. Hij keerde terug naar Gorkum, deed waarschijnlijk elke dag op een vast altaar de Heilige Mis, waarvoor hij een bescheiden Beneficie ontving, juist genoeg om van te leven.

Blijkens de verdere gebeurtenissen stond hij algemeen bekend als 'gek' of 'niet goed bij zijn hoofd'. Toen in 1566 rond Gorkum vanuit de nieuwe leer de eerste hagepreken werden gehouden, liep Govaert daar juist eens langs. Even bleef hij staan luisteren en riep toen dwars door de predikatie heen: "Die predikant bedriegt u, geloof hem niet, luister niet naar hem." De omstanders lachten het weg: "Ach, die man is niet goed bij zijn hoofd." Maar Govaert hield aan: "Dat mag waar zijn, maar die predikant praat alleen maar na wat de duivel op zijn schouder hem influistert."

Ook hij behoorde bij de gevangenen vanaf het moment dat de geuzen de stad in handen hadden. Bij de uiteindelijke terechtstelling in Den Briel waren er onder de geuzen beulen, die hem niet wilden ophangen: "Die man is immers zwakzinnig." Maar de Gorkummers onder hen riepen: "Als hij hersens genoeg heeft om God te maken, heeft hij ook hersens genoeg om opgehangen te worden." Dat gaf de doorslag.

'God maken' slaat op de leer van de ware aanwezigheid van Christus in de eucharistie. Door tijdens de Heilige Mis over brood en wijn het eucharistisch gebed uit te spreken en de liturgische gebaren te maken, veranderen brood en wijn in het lichaam en bloed van Jezus Christus. In de katholieke theologie wordt dat de 'realis presentia' genoemd (= 'ware aanwezigheid').

Op het moment van zijn dood was Govaert ongeveer 70 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Govaert (ook Godefridus) van Melver (ook Mervellanus) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1512 geboren in het plaatsje Melveren even ten noorden van St-Truiden. Hij was bij de franciscanen ingetreden, had er de priesterwijding ontvangen en woonde reeds in 1560 in het Gorkumse convent. Daar deed hij dienst als koster van de kloosterkerk en als biechtvader. In zijn vrije tijd sneed hij uit houtblokjes heiligenprentjes en religieuze afbeeldingen. Daar maakte hij afdrukken van die hij aan biechtelingen en kinderen uitdeelde.

Op het moment dat hij gehangen werd, sprak hij nadrukkelijk hoorbaar: "Heer, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen." Hij was ongeveer 60 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; ">» Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Jacques (ook Jacobus) Lacops (ook Lacopius) o.praem., Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1541 geboren in de Vlaamse stad Oudenaerde en trad als jongeman in bij de norbertijnen te Middelburg. Vanwege zijn jeugdig uiterlijk werd hij de lieveling van de oudere monniken, waardoor zijn religieuze groei stagneerde. Tijdens de Beeldenstorm in 1566 ging hij over naar de nieuwe leer en schreef zelfs een nooit uitgegeven boekje tegen de heiligenverering. Een jaar later echter kwam hij op zijn schreden terug en werd overgeplaatst naar klooster Mariënburg in de Betuwe. Waarschijnlijk ontving hij daar de priesterwijding. In 1569 werd hij toevertrouwd aan de zorgen van zijn oudere broer Adriaan, die vanuit Middelburg pastoor was in Monster en die zijn bejaarde vader in de pastorie had opgenomen, wat voor Jacques een flinke steun zou blijken. Na het overlijden van Adriaan kwam Adriaan van Hilvarenbeek hem tegen Pasen 1572 vervangen. Hij werd door Jacques ingewerkt.

In de nacht van 6 op 7 juli werden de drie mannen door een kleine geuzenbende verraderlijk gevangen genomen en nadat plaatselijke vissers hun pastoor niet hadden willen ruilen tegen een vat bier, triomfantelijk naar Lumey in Den Briel gebracht. Deze vroeg aan de oude heer Lacops of hij zijn zoon niet tot ketterij kon bewegen. Maar voordat vader iets kon zeggen, bracht Jacques in het midden dat hij vast zou houden aan de leer van de moederkerk. Omdat vader geen priester en geen monnik was, liet men hem vrij. De beide witheren werden bij de gevangenen uit Gorkum gevoegd. Tot op het allerlaatst is de oude heer Lacops in de buurt gebleven om de twee aan te sporen trouw en standvastig te blijven. Zo stierf Jacques voor het oog van zijn vader, 31 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; 500; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Jan (ook Joannes) van Hoornaar (ook Coloniensis, van Gorkum, van Hoornaer of van Keulen) op, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij behoorde tot de dominicaner orde en deed dienst als pastoor in Hoornaar, zo'n kilometer of vijf ten noorden van Gorkum. Dat hij ook bekend staat als 'Van Keulen' zou erop kunnen duiden, dat hij uit die stad afkomstig was, of wellicht, dat hij vanuit het dominicaner klooster aldaar naar Hoornaar was gekomen.

Nadat de geuzen het bewind te Gorkum hadden overgenomen en de voltallige geestelijkheid gevangen hielden, voelde pastoor Jan zich geroepen daar in te springen voor de hoognodige pastorale taken, zoals het dopen van kinderen, het biechthoren en het toedienen van de laatste sacramenten. Zo toog hij in die dagen herhaaldelijk vanuit zijn standplaats naar Gorkum heen en weer. Op 3 juli werd hij tijdens een van die tochten op weg naar een doop door een geuzenpatrouille onderschept, gevangen genomen, overgebracht naar Gorkum en bij de anderen in het cachot gestopt.

Van zijn achtergrond is zo weinig bekend, dat men zelfs niet weet hoe oud hij was op het moment dat hij stierf.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; 500; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Jan (ook Joannes) Lenaertsz van Oisterwijk (ook van Oosterwijk of Ostervicanus) augustijner koorheer, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1504 geboren in het plaatsje Oisterwijk. Waarschijnlijk werd hij in Den Bosch ondergebracht bij de Broeders van het Gemene Leven om van daaruit de stadsschool te bezoeken. Hij trad toe tot de kanunniken in klooster Te Rugge bij Den Briel, die de regel van Sint Augustinus volgden en zich hadden aangesloten bij de door Florens Radewijns († 1400; feest 24 maart) gestichte beweging van Windesheim.

Als econoom en procurator had hij de zorg voor de materiële gang van zaken. Dat deed hij gewetensvol, want hij maakte ernst met zijn geestelijk leven. Hij schreef zelfs een handboek voor de kloosterling.

Op hoge leeftijd werd hij nog naar Gorkum gestuurd om het regularissenklooster op het Bagijnhof aan de Haarstraat te bedienen. Het was zowel geestelijk als economisch in de versukkeling geraakt, en Pater Jan was dus de aangewezen persoon om orde op zaken te stellen.

Bij de overname van Gorkum door de geuzen behoorde ook hij tot de geestelijken, die gevangen werden gehouden met het oog op hun terechtstelling. Wat het voor hem betekend moet hebben, dat hij voor zijn terechtstelling terugkwam in het klooster waar hij zo lange tijd van zijn leven had doorgebracht, is ons niet overgeleverd. Op het moment van zijn dood was hij ongeveer 68 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; 500; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Jeronymus (ook Hiëronymus of Jeroen) van Weert (ook Werdanus) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij was afkomstig uit Weert, waar hij rond 1522 was geboren. Hij bezocht er waarschijnlijk de Latijnse school en werd priester gewijd. Hij heeft enige tijd als pastoor in Goirle gestaan, totdat hij intrad bij de franciscanen en een pelgrimstocht naar Jeruzalem maakte, een tocht vol ontberingen. Vervolgens had hij een paar jaar bij de franciscanen in Jeruzalem gewoond, die daar de zorg hadden voor de heilige plaatsen. Hij droeg de merktekens van die reis in zijn lichaam mee in de vorm van blauw-wit getatoueerde kruisjes. In 1549 was hij terug en in 1566 vinden we hem in Bergen op Zoom waar hij flink te keer gaat tegen ketters. Vanaf 1570 was hij ondergardiaan van het Gorkumse convent.

Hij was fors gebouwd, had een rond open gezicht, ging recht door zee, maakte van zijn hart geen moordkuil en had een edelmoedig karakter. Met zijn ronde figuur beantwoordde hij het meest aan het beeld dat de geuzen van de vette smulpaap hadden. Vooral hij moest het tijdens de gevangenschap ontgelden. Maar telkens gaf hij zijn belagers lik op stuk en bekommerde zich niet om de gevolgen die dat voor hem kon hebben.

Toen hij in Den Briel de ladder naar de strop beklom, werd hij op enkele treden afstand gevolgd door een ketterse predikant die hem op zalvende toon bezwoer niet langer vertrouwen te stellen in Maria of de paus, maar op God alleen. Geërgerd gaf Jeronymus de man van boven af zo'n ferme trap in de buik, dat deze achterover naar beneden viel. Op dat moment vielen de predikant de blauw-wit kruistatouages op in het blote lijf van de franciscaan. Hij gaf bevel ze er eerst allemaal uit te snijden. Dat gebeurde, en niet al te zachtzinnig. Even overwoog men nog Jeronymus de handen en voeten af te hakken, maar men was bang dat hij dan niet meer de ladder naar de galg op kon. Druipend van het bloed werd hij tenslotte - als tweede van de groep - gehangen: 50 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer;» Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Lenaert (ook Leonardus) van Vechel (ook Vecchelius of van Veghel), Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd in 1527 of 28 geboren te 's Hertogenbosch uit het tweede huwelijk van de kaarsenmaker Goyard; zijn moeder heette Yke. Op 10-jarige leeftijd woonde hij in het convict van de Broeders van het Gemene Leven en bezocht van daaruit de stadsschool. In 1543 werd hij ingeschreven aan de universiteit van Leuven, in het college 'De Valk'. Vier jaar later behaalde hij als derde van de 186 studenten van zijn jaar de graad van Meester in de Vrije Kunsten. Waarschijnlijk is hij kort daarna priester gewijd. De volgende negen jaar bleef hij in Leuven om aan het Pauscollege theologie te studeren.

Het was o.a. de vader van Caes Pieck, die ervoor zorgde, dat in 1566 de van ketterse sympathieën verdachte pastoor van de grote kerk te Gorkum vervangen werd. De Gorkummers vroegen de grote Leuvens theoloog Ruard Tapper om raad en deze adviseerde hun Lenaert als pastoor aan te werven.

Lenaert was middelmatig van lengte, maar straalde een sterke persoonlijkheid uit. Hij had een sonore stem, waarmee hij bezielde predikaties hield; hij was kortom een ijverig zielenherder, maar streng jegens alles wat naar ketterij zweemde. Anderzijds zocht hij de moeilijkheden niet. Zo is van hem bekend, dat hij stilzwijgend de ruitjes van de pastorie liet vernieuwen, wanneer ketterse kwajongens die, uit op rotzooi, hadden ingegooid. Hij had veel zorg voor de armen. In de zomer legde hij voorraadjes turf, kaas en meel aan om daar in de winter armen mee te kunnen helpen.

In 1571 bereikte hem uit Gouda het verzoek om daar pastoor te worden. Op aandringen van enkele notabele gelovigen bleef hij Gorkum trouw, wat hem bovendien een aanzienlijke verhoging van zijn beneficie opleverde.

Omdat hij in Leuven nog altijd niet afgestudeerd was, trok hij eind april 1572 naar de universiteit om een officiële datum af te spreken voor het einddispuut dat hem de doctorsgraad in de theologie moest opleveren. Afgesproken werd dinsdagmiddag 8 juli!

Als pastoor van de grote kerk behoorde hij tot de belangrijkste gevangenen van de geuzen. Onophoudelijk hebben ze geprobeerd hem tot de nieuwe leer over te halen. Toen op 30 juni twee Gorkummers gehangen zouden worden, werd hij uit de gevangenis gehaald om de beide mannen bij te staan in hun laatste ogenblikken. Daarna lieten de geuzen hem ongemoeid op voorwaarde dat hij op 2 juli, feest van Maria Visitatie, een passende predikatie zou houden in de grote kerk. Dat deed hij. En hij maakte geen geheim van zijn trouw aan de moederkerk en de gevaren naar lichaam en ziel die de nieuwe leer van de geuzen met zich meebracht. Nog liet men hem ongemoeid. Zijn zuster Anna maakte daarvan gebruik door hem over te halen naar Den Bosch te komen, waar hun bejaarde moeder, Yke, ernstig ziek lag en naar haar priesterzoon had gevraagd. Ze waren de rivier naar Woudrichem al overgestoken en wachtten op de pont die hen over de Waal zou zetten, toen ze door een woedende geuzenbende werden achterhaald en meegetroond terug naar Gorkum.

In de dagen daarna was hij een van de gevangenen, die het meeste werd blootgesteld aan de pesterijen en folteringen van de geuzen, onder wie zich heel wat schapen uit zijn kudde bevonden. Iemand in zijn naaste omgeving tekende uit zijn mond op: "Die scheldwoorden en vervloekingen van mijn eigen parochianen wegen mij zwaarder dan de dood zelf."

Op dinsdagmiddag 8 juli - het moment waarop hij op de Leuvense universiteit had moeten verschijnen voor zijn einddispuut - disputeerde hij voor het front van Lumey en zijn trawanten met de ketterse predikant Andries Cornelissen. Hij won glansrijk en werd de volgende morgen als derde opgehangen, zo'n 44 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer;» Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; 500; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Nicasius van Heeze (ook van Heze of Hezius) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1522 geboren in de Brabantse plaats Heeze. In 1537 ging hij studeren in Leuven. Hij profiteerde van een beurs, die nog door een vermogende oom was ingesteld. Die oom was ooit student geweest bij Adriaan Boeyens, en had diens aandacht getrokken. Toen Adriaan in januari 1522 onder de naam Adrianus VI paus was geworden, had hij zijn vroegere student naar Rome geroepen en hem een erebaan op de Curie aangeboden. Na de dood van paus Adrianus in september 1523 was de oom teruggekeerd naar de Lage Landen en had van zijn Romeinse verdiensten een beurs ingesteld voor een familielid of arme student die priester wilde worden.

Zo betrok Nicasius in Leuven college 'De Valk' en behaalde twee jaar later al de titel van Magister in de Vrije Kunsten. Vanaf 1539 studeerde hij theologie; rond 1544 moet hij ingetreden zijn bij de franciscanen. Hij woonde achtereenvolgens in kloosters te Leiden en Haarlem. Het is van hem bekend, dat hij tijdens die verhuizing als persoonlijke bezittingen twee zakdoeken en een brevier bij zich had. In Haarlem werd hij rector van de tertiarissen van Sint Franciscus, die als slotzusters bijeenwoonden. Uiteindelijk kwam hij in Gorkum terecht, waar hij biechtvader en geestelijk leidsman was. Hij had een contemplatief karakter, studeerde graag en was zeer deskundig op het gebied van bijbeluitleg. Zijn preken waren vaak uiterst fijnzinnig en gingen voornamelijk over de hoofden van de gewone mensen heen.

Tijdens de gevangenschap hield hij zich samen met de twee oudsten, Dirk van der Eem en Willehad de Deen, biddend op de achtergrond. Pas toen de drie belangrijkste geestelijken uit de groep gehangen waren, liet hij zich horen en spoorde de overgeblevenen aan trouw en standvastig te blijven. Voor straf werd hij door zijn beulen opgehangen met de strop door de mond. Dat kwam hem op een urenlange doodsstrijd te staan. Hij was 50 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer;» Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Pieter (ook Petrus) van Assche (ook Ascanus of van der Slagmolen) ofm, Brielle, Nederland; lekenbroeder & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1530 geboren in het plaatsje Assche even ten westen van Brussel. Het schijnt dat hij enige tijd in Dordrecht had gewoond, alvorens naar Gorkum te worden overgeplaatst. Als lekenbroeder was hij in het convent belast met allerlei zaken van praktische en materiële aard.

Bij zijn terechtstelling werd hij ruggelimngs opgeknoopt met de andere lekenbroeder uit het gezelschap, Cornelis van Wijk. Op dat moment was Pieter 42 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; » Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; 500; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Willehad (ook Guilaldus of Wilhades) de Deen (ook Danus) ofm, Brielle, Nederland; priester & een van de 19 Martelaren van Gorkum; heilig; † 1572.

Feest 9 juli (Martelaren van Gorkum).

Hij werd rond 1482 geboren in Holstein, wat hem de bijnaam 'de Deen' opleverde. Op jonge leeftijd franciscaan geworden zag hij zich in 1528 genoodzaakt zijn vaderland te ontvluchten, omdat intussen daar de Reformatie van Luther zoveel invloed had gekregen, dat alle kloosters werden opgeheven.

Trouw aan zijn monniksideaal nam Willehad de wijk naar Engeland. Maar daar riep in 1534 koning Hendrik VIII († 1547) zichzelf uit tot hoofd van de Engelse kerk. Twee jaar later werden ook daar de kloosters gesloten en de bewoners verdreven. Willehad zocht een veilig heenkomen naar Schotland. Maar in 1560 bracht John Knox († 1572) het Calvinisme naar Schotland en andermaal werden de kloosters opgeheven.

Zo was Willehad uiteindelijk rond 1560 op 78-jarige leeftijd in Gorkum terecht gekomen. Hij was een ascetisch type, lang, mager en met een streng uiterlijk: een bidder die vooral dienst deed als biechtvader. Toen het ook hier dreigde fout te lopen, maakte hij geen gebruik meer van de mogelijkheid om op tijd te vluchten.

Tijdens de gevangenschap was hij tezamen met de contemplatieve Nicasius van Heeze en de bejaarde Dirk van der Eem voortdurend biddend op de achtergrond aanwezig. Op het moment van zijn dood was hij 90 jaar oud.

[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer;» Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; 500; Dries van den Akker s.j./2000.08.09]


Negentien Martelaren van Gorkum († 1572; feest 9 juli)
Voor Rond Zending: 2007, september. Thema ‘Geloven ja, kerk nee’

2

Op 9 juli 1572 worden te Brielle 19 geestelijken opgehangen: de Martelaren van Gorkum, slachtoffers van de geuzen. Die waren niet alleen tegen Spanje in opstand gekomen, maar ook tegen de Kerk. Toegegeven, indertijd had je veel misstanden in de kerk. Luther, Calvijn en andere Reformatoren hadden dat aan de kaak gesteld, maar daar zulke verregaande conclusies aan verbonden dat zij zich buiten de Kerk plaatsten. Bekend is Luthers woord: ‘Hier sta ik. Ik kan niet anders.’ Geloven wel, maar Kerk niet.

De middag vóór de terechtstelling van de 19 hadden de geuzen een heus theologisch debat georganiseerd tussen enkele gevangenen en twee predikanten van de nieuwe leer, van wie een zekere Andries Cornelissen het woord deed, terwijl zijn secondant, Cornelis Corstenz niet beter wist te doen dan telkens uit te roepen: "Hang ze toch op!" De bedoeling was de Roomse geestelijken vast te praten en voor schut te zetten. Dat pakte anders uit.

Andries Cornelissen opent het dispuut en stelt voor te spreken over het zuivere woord van God, dat - zo voegt hij eraan toe - door de onware prediking en de bedorven uitleg van de papisten vervalst is.

Daarop vraagt Lenaert van Vechel, pastoor van Gorkum: "En wat is dan het zuivere woord van God?"

Andries antwoordt: "Het Oude en Nieuwe Testament."

Lenaert: "Van wie hebt u de leer en de zekerheid ontvangen, dat de schriften van de beide testamenten het Woord van God zijn? Wie heeft u dit overgeleverd en welk bewijs kunt u hiervoor aanvoeren? Neemt u het evangelie aan? Van wie hebt u dat dan ontvangen?"

Andries Cornelissen zwijgt, omdat hij heel goed beseft, dat zijn beide ondervragers hem in het nauw drijven. Omstanders beginnen zich ermee te bemoeien en vragen hun eigen Andries spottend of hij nu al het antwoord schuldig moet blijven. Met een ongelukkig gezicht merkt deze op: "U snapt toch wel waar zij heen willen? Zij willen mij laten zeggen dat het Woord Gods tot ons is gekomen door de overlevering van hun afgod, de anti-christ, de roomse paus. Doorziet u hun list dan niet?"

Lenaert van Vechel reageert: "Als wij over de Schriften willen disputeren, zoals u voorstelde, dan moet toch eerst vaststaan, dat wat er in het Oude Testament vervat is, inderdaad de heilige Schrift en het Woord van God is?"

Nu grijpen de omstanders in. Zij beseffen, dat hun predikanten verloren hebben.


Bronnen
[Daniel de Lange 'De Martelaren van Gorkum' Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1954; reeks De Zonnewijzer; ">» Mart.-Gorkum; 101a» Gorkum (Mart. of -); 106» A.-Becanus; 107; Dries van den Akker s.j/2000.08.09]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen