×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Augustinus van Canterbury osb, Engeland; bisschop; † 604.
Feest † 26 (anglicaanse kerk) & 27 & 28 mei & 13 september (te Canterbury: overbrenging van zijn relieken) & 10 november.
Tezamen met paus Gregorius I († 604; feest 3 september) draagt hij de eretitel Apostel van de Engelsen. Wanneer we voor het eerst van hem horen, is hij overste van van het Andreasklooster op de Caelische heuvel bij Rome.
In 596 nodigde paus Gregorius hem uit om met een groep van veertig monniken naar Engeland te gaan en daar de kerk te organiseren en het geloof te verkondigen onder degenen die nog niet met Christus in aanraking waren gekomen. Onderweg groeide er steeds meer twijfel in de groep over het de goede afloop van deze onerneming. Gregorius liet hen per brief bemoedigen, drong erop aan dat zij door zouden zetten en bekrachtigde zijn verlangen door aan bisschop Virgilius van Arles († ca 610; feest 5 maart) opdracht te geven Augustinus tot bisschop te wijden. Uiteindelijk landden ze op het toenmalige eilandje Thanet voor de oostkust van het Zuid-Engelse koninkrijkje Kent. Op aanraden van paus Gregorius stuurde Augustinus enkele Frankische tolken vooruit naar het hof van Ethelbert, koning van het koninkrijk Kent in Zuid-Engeland. Over het verdere verloop van de gebeurtenissen zijn wij uitstekend geïnformeerd door Sint Beda († 735; feest 25 mei), die er in zijn Geschiedenis van Kerk en Volk der Engelsen ruim aandacht aan besteedt.
De monniken vroegen de koning om een onderhoud en verklaarden dat hun meester uit Rome kwam en zeer goed nieuws te melden had. Ieder die het wenste te ontvangen, was verzekerd van eeuwige vreugde in de hemel en van een nimmer eindigende heerschappij met de levende en ware God. Na het aanhoren van dit bericht, gaf de koning bevel dat ze op het eiland zouden blijven en dat ze voorzien moesten worden van alwat ze nodig hadden, tot hij een besluit had genomen hoe te handelen. Hij kende de christelijke godsdienst al een beetje. Want hij had een christenvrouw uit het Frankische koningshuis. Zij heette Bertha. Haar ouders hadden in haar huwelijk toegestemd op voorwaarde dat zij in alle vrijheid haar eigen godsdienst mocht behouden en praktiseren. Om haar daarin behulpzaam te zijn had ze een persoonlijke bisschop meegekregen, Liudhard geheten.
Na verloop van een paar dagen kwam de koning naar het eiland. Daar hield hij zitting in de open lucht en zo riep hij Augustinus en zijn gezellen bij zich voor een onderhoud. Zorgvuldig lette hij erop dat zij hem niet onder één of ander dak zouden ontmoeten. Hij was namelijk een oud bijgeloof toegedaan en nu meende hij dat als het magiërs waren, ze hem dan zouden kunnen betoveren en in hun macht konden krijgen. Maar de monniken waren niet begiftigd met duivelse macht, doch, integendeel, met die van God zelf. Zij kwamen in plechtige processie naar de koning toe, waarbij ze een zilveren kruis meedroegen bij wijze van standaard. Bovendien hadden ze een op hout geschilderd portret van Christus bij zich. [Ongetwijfeld waren ze in vol ornaat. Wellicht werden er in de stoet ook nog heilige boeken meegedragen en mooi bewerkte kistjes met relieken van heiligen?] Om te beginnen richtten ze gebeden tot God in de vorm van een litanie: ze baden voor hun eigen eeuwig heil alswel voor het heil van degenen bij wie ze thans op bezoek waren...
Dit alles moet grote indruk gemaakt hebben op koning Ethelbert en zijn hele hofhouding. Niet in het minst natuurlijk vanwege de ernstige gebeden om heil en zegen die zij voor hem, een onbekende koning, deden bij hun God. De kroniek gaat als volgt verder.
De koning gaf een teken dat zij konden gaan zitten. Zij verkondigden voor hem en heel zijn hofhouding het woord des levens. Daarop sprak de koning: "Uw beloftevolle woorden lijken mij volkomen oprecht. Maar ze zijn nieuw en nog ongewis. Ik kan ze niet zomaar aannemen en daarmee het geloof van oudsher overboord gooien, dat ikzelf met heel het Engelse volk tot nu toe heb bewaard. Maar daar staat tegenover dat u er een lange reis voor over hebt gehad. Bovendien is het voor mij zonneklaar dat u eerlijk bent in uw verlangen ons te doen delen in datgene waarvan u gelooft dat het waar is en boven alles verheven. We zullen u dus geen enkel kwaad doen. Wij zullen u gastvrij opnemen en er zorg voor dragen dat u alles krijgt wat u maar nodig hebt. We zullen u dus ook niets in de weg leggen, wanneer u door uw verkondiging mensen wilt trachten te winnen voor uw godsdienst."
De koning wees hun een onderkomen toe in de hoofdstad van zijn rijk, Canterbury. Overeenkomstig zijn uitdrukkelijke beloften schonk hij hun subsidies en deed hij niets af aan hun vrijheid om het woord Gods te verkondigen.
De volksmond weet nog te vertellen, hoe zij weer bij het naderen van de stad het heilig kruis en het portret van onze grote Heer en Koning Jezus Christus meedroegen, waarbij zij eenstemmig deze litanie zongen:
"Wij smeken u, Heer, wend af uw toorn en woede van deze stad en van uw heilige woning, want wij zijn maar arme zondaars. Alleluia."
Koning Ethelbert behoort tot Augustinus' eerste bekeerlingen: in 601 liet hij zich tezamen met zijn hele hofhouding dopen.
Vanaf dat moment was Canterbury de officiële zetel van de bisschop en zou uitgroeien tot aartsbisdom. Daarnaast stichtte Augustinus er een klooster dat hij aan Sint Petrus en Paulus toewijdde, en dat later naar hem zou worden genoemd St-Augustine's.
Na zijn dood werd hij bijgezet in de kerk van de door hem gestichte benedictijner abdij.
Op 13 september 1091 werden zijn relieken met veel plechtig vertoon overgebracht naar een nieuwe plek in de geheel verbouwde en vergrote kloosterkerk.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen