× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
†  ca 250  Agatha van Catania

Info afb.

Agatha van Catania (ook van Palermo), Sicilië, Italië; maagd & martelares; † ca. 250.

Feest 5 februari

Agatha was, volgens de legende, een beeldschone jonge christenvrouw uit Catania op Sicilië. Omdat ze weigerde de minnares te worden van een landvoogd liet hij haar vreselijk martelen. Zo meende hij haar te kunnen dwingen om haar geloof te verzaken. Toen dat niet lukte sneed men haar de borsten af en toen ook dat niets hielp, liet hij haar doden door haar over brandende kolen te trekken.

In zijn beroemde 'Legenda Aurea' vertelt Jacobus de Voragine († 1298; feest 13 juli) haar verhaal als volgt:

Legende
Er woonde in de stad Catania op Sicilië een christenmeisje Agatha genaamd. Het was in de dagen van keizer Decius († 249-251), die zijn voorganger Filippus had laten wurgen. Hij wilde aan ieder duidelijk laten merken dat hij hem had gedood uit jaloezie en omdat Filippus een christen was. Vandaar dat deze Decius zijn mannetjes uitzond over het gehele Romeinse Rijk met de opdracht alle christenen te vervolgen. Velen vonden er dan ook de dood.
Naar Sicilië zond Decius zijn vriendje Quintinianus; deze heerste als koning over het hele eiland. Zijn regeringsperiode was nog maar net begonnen of hij hoorde al van de geweldige schoonheid en volmaakte geest van het meisje Agatha. Hij liet haar dus voor zich verschijnen. Met rijke geschenken, vleierijen en mooie beloften probeerde hij haar te paaien, maar vol afschuw wierp zij dat alles ver van zich af. Toen liet Quintinianus een vrouw van lichte zeden komen, Frondisia. Deze had negen dochters, allemaal nog erger dan zijzelf al was. In hun handen leverde hij Agatha over met de woorden: "Zorg dat dit mormel zich aan mij onderwerpt, en ik zal je rijkelijk belonen." Daarop nam Frondisia Agatha bij zich in huis, en hield haar 33 dagen lang bij zich. Ze probeerde haar te paaien met prachtige beloften; ze vleide haar; kroop zowat in haar. Toen ze merkte dat ze hiermee niet verder kwam, zaten ze dag en nacht achter haar aan. Maar met een onwankelbaar hart hield ze vast aan haar geloof in Jezus Christus. Alle mooie praatjes en alle dreigementen: ze waren voor haar als lucht.

Na 33 dagen ging Frondisia terug naar Quintinianus en zwoer hem: "Dat zwaard dat je daar opzij hebt zal eerder veranderen in vloeibaar metaal en de rotsen zullen eerder als sneeuwwater wegsmelten, dan dat het hart van dit mormel zich zal onderwerpen aan uw wil!"
Witheet van woede beval Quintinianus dat zij bij hem gebracht moest worden, en hij zei haar: "Wie en wat ben jij eigenlijk, hoogmoedig nest?" En Agatha antwoordde: "Ik ben een vrije vrouw en een dienares van Jezus Christus."
En hij weer: "Hoe kun je je nou vrij noemen wanneer je een dienares bent?"
En zij: "Ik ben het dienstmeisje van Christus; hem dienen is volmaakte vrijheid."
Daarop zei Quintinianus: "Zweer je meester af, en dien onze goden; zoniet dan zal ik je laten martelen."
Waarop Agatha reageerde: "Al zou u me voor de wilde beesten gooien, dan zou de macht van Christus er makke lammetjes van maken; en als u een vuur zou aanleggen om mij te doen verteren, dan zouden engelen vanuit de hemel het doven; en al zou u me uit elkaar rijten met raspen, dan zou de Heilige Geest in mij ervoor zorgen dat het allemaal niets uithaalde."

Nu beval de tiran dat Sint Agatha moest worden vastgebonden en met roeden gegeseld. En twee slaven gaf hij bevel haar zachte borsten gruwelijk af te knijpen met ijzeren tangen. Op het moment dat het bloed over haar lichaam gutste, zei ze hem: "Jij tiran! Schaam jij je niet mij zo te behandelen; terwijl jezelf gevoed en gezoogd bent aan de borst van je moeder?"
Dit was dan ook haar enige klacht. Vervolgens werd ze van de folterplaats overgebracht naar een donkere schuur. Rond middernacht was daar opeens een man met een eerlijk en eerbiedwaardig uiterlijk; hij had een pot zalf in zijn handen. Voor hem uit liep een jongen die een waskaars droeg. Het was de apostel Petrus, en de jongen was een of andere engel van God. Maar dat wist Sint Agatha niet. En er scheen opeens zulk een stralend licht in de gevangenis, dat de wachters van schrik bevangen waren, en op de vlucht sloegen, terwijl ze de deur gewoon open lieten. Toen kwam er iemand naar Sint Agatha toe en riep: "Sta op en vlucht!" Maar ze zei: "God verhoede dat ik mijn martelaarskroon zou ontvluchten. Trouwens stel je voor, dat de degenen die mij in de gaten moeten houden, martelingen en doodstraf zouden moeten ondergaan, omdat ik zo nodig moest vluchten: nee, ik vlucht niet!"

Toen sprak Sint Petrus tot haar: "Ik ben gekomen om je wonden te genezen, mijn dochter."
Maar zij trok haar sjawl vaster over haar gewonde boezem en antwoordde met de bescheidenheid van een maagd: "Als mijn Verlosser Christus wilde dat ik zou genezen, dan zou Hij daar ook zelf wel voor zorgen."
Sint Petrus antwoordde: "Vrees niet, want juist Christus zond me naar je toe om je ten dienste te staan." Zo bewees hij haar zijn diensten, terwijl hij met hemelse geneesmiddelen haar boezem genas, alsmede haar gestriemde lichaam. En toen hij klaar was, verdween hij uit het gezicht. En Sint Agatha knielde neer en zegende de macht van Christus die haar met zulke grote genadegaven had bezocht.
Maar nog waren woede en razernij bij Quintinianus niet tot bedaren gebracht. Vandaar, dat hij haar wederom voor zich liet verschijnen.
Hij stond er versteld van, dat zij genezen was, en hij zei: "Wie heeft je behandeld en genezen?"
Zij antwoordde: "Hij voor wie ik opkom en die ik aanbid met mijn hart en met mijn lippen, Hij heeft zijn apostel tot mij gezonden om mij te genezen en op te beuren."
Toen liet Quintinianus een groot vuur aanleggen; vervolgens bonden ze het meisje aan handen en voeten en gooiden haar zo op de vuurhoop. Precies op datzelfde moment deed zich een krachtige aardbeving voor; de stad schudde op haar grondvesten, de mensen renden in paniek naar het paleis en gilden: "Dit overkomt ons vanwege de folteringen van dat christelijke mormel."

En zij dreigden Quintinianus, dat als hij er niet mee ophield, dat zij dan hem met heel zijn familie in het paleis in het vuur zouden werpen. Toen gaf Quitinianus maar opdracht haar uit de vlammen te halen, en haar weer op te sluiten in de schuur: toegetakeld en misselijk van de pijn.
En ze bad: "Nu ik zoveel voor u heb moeten lijden, laat mij dan ook uw glorie zien."
Haar gebed werd onmiddellijk verhoord, want haar zuivere ziel steeg op tot voor Gods eeuwige troon.
De christenen die woonachtig waren in Catania, kwamen haar heilig stoffelijk overschot in de gevangenis ophalen, balsemden haar en begroeven haar in een grafmonument van zuiver porfier.

Nu moet je weten dat er in de buurt van de stad Catania op Sicilië een geweldige berg ligt, en op de top van die berg is een gapende krater, die vuur en rook spuwt. De heilige Gregorius zegt dat het één van de muilen van de hel is, maar de mensen daar zelf noemen hem Mongibello [bij ons beter bekend als De Etna]. Nauwelijks een jaar na het martelaarschap van Agatha opende deze berg zijn muil, en er kwam een stroom van vuur uit, die alles verteerde wat op zijn weg lag. En de inwoners van Catania, zowel mannen als vrouwen, christenen als heidenen, zochten een veilig heenkomen op het graf van de martelares Agatha. Daar pakten ze haar zijden sjawl die nog altijd op het graf lag, bonden die aan de spits van een lans en trokken toen in een lange processie het vuur tegemoet. Dat had intussen al de muren van de stad bereikt. Maar het behaagde God om krachtens deze heilige relikwie het vuur tot staan te brengen en het een gunstiger wending te laten nemen. In het inwendige van de berg hield het gerommel op en alles werd rustig. Door dit indrukwekkende wonder bekeerden zich alle heidenen die nog in Catania woonden tot het geloof in Christus en lieten zich dopen.
[LAu»02.05]

Verering & Cultuur
Zij is één van de bekendste heiligen uit de oudheid en vooral in Catania erg populair. Deze stad bleef verschillende keren gespaard bij een uitbarsting van de vulkaan de Etna; telkens schreef men dat wonder toe aan de speciale bescherming van Sint Agatha (met name bij de wonderlijke ontsnappingen  één jaar na haar dood en tijdens de grote uitbarsting van 1674). Haar stoffelijk overschot en haar sluier worden bewaard in de Domkerk in Catania.

Patronaten
Zij is dan ook beschermheilige van de stad Catania. In Italië is zij verder (mede-)patrones van Mirandola en San Marino; daarnaast van de Romeinse vrouwen.

In België is zij patrones van Sint-Agatha-Berchem en Sint-Agatha-Rode. In het Vlaamse Oombergen wordt ter gelegenheid van haar feestdag een speciale broodverkoop gehouden.

In het zuiden van Duitsland zegende men brood ter ere van Sint Agatha, dat bij brand in de vlammen geworpen werd. Vrouwen met pijn in de borst baden het volgende gebedje:

'Agatha, frommes Mädchen mein,
hast gelitten grosse Pein.
Opferst aller Frauen Zier.
Ach, Agatha, hilf auch mir!
Nimm den Schmerz aus meiner Brust
indem Du für much beten tust.

[Agatha, vroom meisje klein,
Ach, jij leed ooit grote pijn;
Gaf het mooiste van een vrouw.
Kom toch hier en help mij nou.
Want mijn borst doet heel erg zeer.
Vraag verlossing aan de Heer.]

In Frankrijk, in het Bourgondische plaatsje Curgy, vroegen moeders om voldoende moedermelk. Daartoe offerden zij haar hun ceintuur (symbool van maagdelijkheid?) en hun bruidsboeket. In Lotharingen is Sint Agatha ook patrones van de spinsters. Op de vooravond van haar feest kwamen de spinsters bij elkaar, hielden een avondwake, die besloten werd met een maaltijd van zoete gierstepap. Er werd bij gezongen en gedanst. Jongens hadden geen toegang. In de Vogezen lieten de vrouwen in de plaatsjes Arry-sur-Moselle, Vecoux en Thillot hun linnen weefsels zegenen; naar het heet hadden ze een heilzame werking wanneer ze op een pijnlijke borst werden gelegd.

Agatha is ook patrones van het eiland Malta in de Middellandse Zee en zijn bewoners.

In Nederland is zij patrones van het Zeeuwse plaatsje Aagtekerke en van het naar haar genoemde St-Agatha bij Cuijk. De Prinsenhof te Delft, waar prins Willem van Oranje in 1584 werd vermoord was het voormalige St-Agathaklooster. Voorts is of was er een Agathakerk of -kapel in Amersfoort (1410-1572), Beverwijk, Boekel, Brongerga, Eys, Harreveld, Heeze (samen met Martinus), Lisse (sinds 1461), Oudega-Smallingerland, Oudenbosch, St-Agatha en Zandvoort.

Zij is patrones van voedsters en minnen. Omdat men op afbeeldingen haar borsten op een schaal soms voor broodjes aanzag, wordt zij ook vereerd als patrones van de bakkers. Ook zag men er klokken in: zo werd zij patrones van klokken- en meer in het algemeen van ijzergieters en metaalarbeiders en zelfs mijnwerkers; van edelsmeden en juweliers; vandaar ook van glasblazers. Omdat klokken geluid worden bij brand en het vuur herinnerde aan de vulkaanuitbarstingen, werd zij ook patrones van brandweerlieden en brandblussers en van vuurwerkmakers; tenslotte ook van herderinnen (door veel meisjes uitgeoefend beroep op Sicilië), verpleegsters (vanwege Petrus' verpleging) en wevers (omdat haar naaktheid bedekt werd in het bordeel). Vanwege de woordgelijkenis is zij tegenwoordig ook patrones van de katten.
Haar voorspraak wordt ingeroepen tegen aardbevingen, bij brandgevaar en onweer. Daarnaast tegen borstkwalen, doorliggen, kanker en pest; ook tegen hartstochten.

Afgebeeld
Zij wordt afgebeeld als jong meisje in Romeinse kledij met martelaarspalm en -kroon en een tang. Op een schaal of op een boek draagt ze haar beide afgesneden borsten.


Bronnen
[Ass.1977p:55.79; Bei.1983; BjL.1986p:37-38; Bly.1986p:30; Boy.1986p:83; Bri.1953; Cal.0000; CKl.z.j.p:150; Duc.1975p:150; Dz2.1896p:40; Frm.1996; Ggh.1973p:164(159); Gri.1974p:148.150.237.238.239; HA1.1838p:245; Hgl.1994p:112; Hlm.1994p:116; Krt.1956; LAu.1979; Lor.1993:27.163.172; MeA.1958p:149(492).152(501); Mel.1978p:87(vig); R-C.1893p:166; RR1.1640; S& G.1992:17.bo.6; S& S.1989p:64.65; Set.1986p:23-24; SHC.1985; Stn.1987p:18; Zur.1987; Dries van den Akker s.j./2008.01.12]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen